Belemmeringen voor de transitie naar ‘natuurinclusief’ in beeld gebracht.

Onderzoekers van het ‘Copernicus Instituut voor duurzame ontwikkeling’ hebben de belemmeringen voor een ‘natuurinclusieve landbouw’ op verzoek van LNV in beeld gebracht in een you-tube filmpje van 40 minuten. Ze stellen ook maatregelen voor om die belemmeringen weg te nemen. 

De Nederlandse veeteelt is heel productief, maar er zitten ook nadelen aan. Al in 2014 stelde de overheid het concept ‘natuurinclusieve landbouw‘ voor, en dat werd in 2018 omarmd door minister Schouten. Het blijkt lastig om dit in praktijk te brengen. In opdracht van het ministerie van LNV heeft het Copernicus Instituut de belemmeringen  in kaart gebracht. Ze richten zich op de grondgebonden veehouderij. Het is een systeemanalyse, d.w.z. het gaat om het hele systeem, ook om de regels die vanzelfsprekend worden gevonden, bijv. de exportoriëntatie. In dat opzicht is het bijvoorbeeld lastig dat ‘natuurinclusief’ leidt tot lagere opbrengsten. Het filmpje wordt ingesproken door Prof. Hens Runhaar en prof. Marko Hekkert.  

 

Hieronder een samenvatting,  met aangegeven op welke minuut de info te vinden is:

3 min. Bij natuurinclusief gaat het om drie peilers:  1. de zorg voor de natuur, 2 het gebruik van de natuur, 3 het sparen van de natuur. 

4 min.: Er zijn verschillende manieren om natuurinclusief in praktijk te brengen:

     a. minimaal (basiskwaliteit) : bijv.ruige mest, kruidenrijk grasland i.p.v. engels raaigras dat elke paar jaar vernieuwd wordt; lichtere machines,

     b.: voor het gebied specifieke maatregelen, die meestal door de overheid vergoed worden voor boeren in ‘kerngebieden’. Boeren passen dit meestal toe op een deel van het         perceel. 

     c.:  volledig geïntegreerd, met meerwaarde voor de boer: verbetering van de bodem, schaduw voor het vee, volledig grasgevoerd of met krachtvoer uit de buurt  (geen bodemgebruik in het buitenland). Het gaat hierbij om maatregelen die het hele perceel omvatten. 

6 min.: De onderzoekers gebruiken het door hen ontwikkelde analysekader ‘innovatiesysteem-analyse’. (Innovatie is een collectief proces. Functioneert  dat collectief goed? Ook als ondernemers? Wat zijn de onzekerheden in het proces? (Bijv. het vinden van nieuwe markten. Daarvoor zijn mensen en geld nodig.) Hoe overwin je weerstand? etc. Gegevens werden verzameld uit rapporten en media, en uit expert meetings. 

10 min.:Erisman en Verhoeven verdelen de boeren in 3 groepen:    topje van de pyramide, 10% zijn koplopers: geheel of gedeeltelijk natuurinclusief,  6 à 10 %Aan de basis van de pyramide: de groep die echt niet gaat veranderen. De tussengroep (‘het peloton’) : nemen een deel van de maatregelen, bijv. aan de randen  van het bedrijf.

11 minuten: ‘het peloton’ verder uitgesplitst. De helft van hen past minder of geen maatregelen toe. Ze willen wel, mits er een vergoeding tegenover staat. (Maar sinds de stikstofcrisis lijkt te wil tot veranderen te verminderen, van de helft naar  slechts een derde. ) 

13 min. Een aantal sleutelprocessen in het innovatiesysteem. Die noemt men ‘functies’ die de innovatie zouden kunnen bevorderen of juist niet. Deze zijn in de expert meetings beoordeeld op een schaal van 1 (weinig belemmerend) tot 5 (extra belemmerend). (Lastig is de volgorde waarin e.e.a. besproken wordt: niet van links naar rechts of van boven naar beneden, maar rondom het centrale punt ‘de ondernemer’. De ondernemer  is slechts in mate 2 belemmerend, dus met het ondernemerschap zit het wel  goed volgens de mensen in de expert meetings.) Men begint daarna bij kennisontwikkeling (4), dan naar beneden: richting geven aan het zoekproces (slechts een 5, er komt teveel info op de boeren af en de overheid geeft geen duidelijke richting) , daarna marktontwikkeling (4), het ontbreken van financiële middelen (5, de grootste belemmering dus), en dan zou je denken ‘legitimiteit/ het overwinnen van weerstand’ (3) , maar dan volgt eerst ‘Opleiden'(4). Dus geen logische volgorde voor zover wij konden ontdekken. Maar in elk geval zijn de belemmeringen goed in kaart gebracht.

(w.b. ‘opleiden’: er zijn wel ‘learning labs’ over het onderwerp maar  mensen in de expert groepen wilden graag praktische handvatten (bijv. over de bodem). En nogal wat kennis is niet onafhankelijk (commerciële belangen). w.b. Financiën: er is zeker € 2,20 nodig als meerprijs voor 100 kg melk, plus overbruggingskosten (voor eenmalige afschrijving voor te grote stallen, overcapaciteit etc.) .

24.30 min.: complexiteit binnen het systeem: kijken hoe bepaalde ‘functies’ met elkaar samenhangen. Het gaat hier om negatieve invloed, omdat we hier voornamelijk  focussen op problemen. (Icoontjes: Boek: kennisontwikkeling; Pijl: richting geven aan het zoekproces, Poppetje:ondernemerschap. Grafiek: kennisontwikkeling, Euroteken: financiële middelen, Duim omhoog: het overwinnen van weerstand, Klas: opleiden.) E.e.a. werkt negatief in op het ondernemerschap. Boeren zijn onzeker. Grote financiële prikkels zijn nodig. Marktontwikkeling ontbreekt. Natuurinclusieve landbouw moet een verdienmodel zijn, anders is er geen ‘level playing field’. Door beprijzen van externaliteiten kan er  een eerlijker speelveld ontstaan. In het rapport ‘Dagelijkse Kost’ beveelt het PBL wel aan dat op Europees niveau vorm te geven.

26.30 min.: de relatie tussen ‘ kennisontwikkeling, en ‘richting geven’. Ook deze werken negatief op elkaar in. Relatie tussen landbouw en biodiversiteit is complex, die is nl afhankelijk van grondsoort en lokale omstandigheden. Daardoor is het moeilijker om richting te geven. Andersom, als niet duidelijk wat het amibitie-niveau is,  is het ook lastig om te scholen.  27.30 Onderwijs nu: ‘goede boer is  efficiënte boer, productief.’ Zo werkt onderwijs negatief door op  natuurinclusief ondernemerschap. 

28 min: onderliggende oorzaken, strukturele problemen.

1: marktontwikkeling. Verdienmodel ontbreekt.  Er zijn 2 oorzaken:  a. de keten wil geen meerprijs betalen. Door exportoriëntatie is het lastig om een opslag op de melkprijs te organiseren. b: er is geen markt voor ‘maatschappelijke diensten’. (Waterschappen zouden bijv. kunnen betalen voor schoon water.) Dit is een typisch voorbeeld van marktfalen, dat wordt niet aangepakt. Dat werkt door in ‘kennis’: vrijblijvende regels vragen geen kennisvermeerdering.

b: Tweede oorzaak: de meeste boeren hebben een beperkte financiële handelingsruimte.  Melkveehouders hebben per koe gemiddeld een schuld van € 12.000 per koe, volgens de WUR. Ze hebben een structureel tekort op  hun begroting. Vooral grond is duur: bijna € 60.00 per hectare; de duurste grond van Europa. Ook is er veel geïnvesteerd in machines. De meeste melkveehouders pachten een deel van het land via (dure) korte pachtcontracten. Bovendien is de boer ‘prijsnemer’: ze moeten maar afwachten wat de prijs is. Er is geen fonds voor de afdekking van afschrijvingskosten. 

32 min. Geen eenduidige visie en ambitie is een belangrijk probleem. Biodiversiteit is complex. De visie van de minister stuurt  boeren verschillende kanten op. Er worden vanuit verschillende departementen verschillende richtingen aangegeven (bijv. w.b. mest, biodiversiteit, stikstof. ) Ook de keten speelt een belangrijke rol, die geeft bijv. geen signalen over biodiversiteit.  Adviseurs zijn de belangrijkste kennisbron, maar die hebben commerciële belangen. Ze sluiten niet aan bij specifieke vragen van de boer. Veel boeren weten niet welke kennis er nou wel of niet toe doet. Diepere reden: wegvallen van kennisbronnen de afgelopen jaren, weggesaneerd door privatisering. Er is bijv. geen Landbouwvoorlichtingsdienst meer. Ook de St Veldleeuwerik heeft moeten stoppen. Het dominante systeem is ‘goedkoop en  efficient voedsel produceren’. Nederlandse huishoudens geven minder uit aan voedsel dan in andere Europese landen, zij zijn gewend geraakt aan goedkoop voedsel. Ook bij ‘erfbetreders’ is dit de instelling. 

Er wordt onvoldoende gedaan om weerstand te doorbreken; verandering van binnenuit is nodig. Er is geen gecoördineerde aanpak, er zijn geen boegbeelden.

36 min. samenvattend plaatje, waar alle belemmeringen samenkomen (Er wordt terecht opgemerkt dat het wel een beetje vol wordt….)

 37 min. Er zijn diverse maatregelen gepland. LNV heeft ‘Visieplan LNV’, er zijn plannen voor de aanpak van stikstof, er is een biodiversiteitsplan, enz. De strukturele belemmeringen worden geadresseerd, maar niet voldoende. 

We richten ons nu primair op LNV. Aanvullend is nodig:

  • procesaanpak: er is een duidelijke visie nodig op natuurinclusieve melkveehouderij als onderdeel van kringlooplandbouw. Doelen? ambities? Tijdspad? Die visie van LNV moet concreet uitgewerkt per gebied en per grondsoort. Provincies spelen een belangrijke rol bij de uitwerking.
  • structurele  beloning is nodig voor maatschappelijke diensten.  Landbouwpraktijken die deze diensten die schaden moeten beprijsd worden of gereguleerd. Om de concurrentiepositie niet te schaden  moet het in Europees verband worden geregeld (Gemeenschappelijk Landbouw Beleid).
  • Een omschakelfonds voor de afwaardering van grond etc. dient voldoende gevuld te zijn om het gros van de boeren te ondersteunen, niet alleen stoppers of boeren rondom het Natuurnetwerk Nederland.
  • investeren in onafhankelijke voorlichting , bijv. volgens het model St Weidegang . Doorgaan met kennisontwikkeling, en investeer in onafhankelijke voorlichting. 

40 min. Maatregelen dienen te worden gecoördineerd

  • concrete indicatoren rechtstreeks koppelen aan beloningssystemen en kennisoverdracht. 
  • Maatregelen dienen te worden aangescherpt. Voorbeeld : in gesprek gaan met banken en andere financiers over financieringsvoorwaarden is te vrijblijvend en dient te worden aangescherpt. Ook zijn er minder  vrijblijvende maatregelen nodig voor voorlichting en communicatie. Wettelijke verankering biedt de meeste duidelijkheid

41 min: Akties voor LNV op de kortetermijn:

  • maak duidelijk hoe natuurinclusieve melkveehouderij bijdraagt aan kringloop landbouw
  • ontwikkel een procesaanpak om structurele belemmeringen weg te nemen. Belangrijk is afstemming met Kringlooplandbouw, provinciaal beleid en het Deltaplan Biodiversiteitsherstel
  • ontwikkel verdienmodellen, voor biodiversiteit, klimaat,  schoon water etc.,  samen met samen met belanghebbenden.
  • sluit aan bij reeds gedaan onderzoek en de Werkgroep Verdienmodellen vanuit  het Deltaplan Biodiversiteitsherstel 
  • bereken  de optimale omvang van het omschakelfonds,  uitgaande van het gros van de melkveehouders.
  • continueer investeringen in kennisontwikkeling en zorg voor de grootschalige verspreiding daarvan. 

De opgave is aanzienlijk, maar noodzakelijk om een integrale wijze een structurele oplossing te bieden voor problemen die nu los van elkaar en door verschillende actoren worden aangepakt: biodiversiteit, klimaat,  waterkwaliteit,  landschapskwaliteit én de kwetsbare positie van de melkveehouder. 

Samenvatting door Greet Goverde-Lips, secr. van Platform Aarde Boer Consument