Deze zomer verscheen ‘Food security, Agricultural Policies and Economic Growth’, geschreven door landbouweconoom Niek Koning, docent en onderzoeker aan de Wageningen Universiteit. Een degelijk onderbouwd boek over ontwikkelingen in de landbouw tot nu toe en verwachtingen naar de toekomst.
Door Joop de Koeijer in het NAV-ledenblad ‘Genoeg is Beter’, enigszins bewerkt voor deze website door Jacques van Nederpelt.
Korte samenvatting:
Koning heeft gekeken naar de voedselzekerheid en de prijsontwikkeling in de landbouwmarkten in het verleden met als doel uitspraken te kunnen doen over de toekomst. De toekomstverwachting van Niek Koning die tegelijk een conclusie is, luidt als volgt: De prijsontwikkeling in vrije landbouwmarkten kent lange dalen met korte pieken. Om iets zinnigs te zeggen over het prijsverloop op de middellange termijn moet behalve naar het verloop van de vraag ook gekeken worden naar het aanbod. Het aanbod wordt bepaald door het schoksgewijze verloop van investeringen die de geschiedenis laat zien.
Nu de landbouw een periode van lage prijzen te wachten staat kan dit net als in de jaren 80 en 90 leiden tot onder-investeringen, wat grote risico’s voor de voedselvoorziening op langere termijn met zich meebrengt, vooral voor Afrika. Stabilisering van de prijzen van biomassa (voedsel) en ondersteuning van boereninkomens is een van de aanbevelingen van Niek Koning. (Alles degelijk onderbouwd met cijfers)
Vrije landbouwmarkten: korte pieken, lange dalen.
Eeuwenlang was de voedselvoorziening lokaal en regionaal georganiseerd. De toepassing van fossiele energie (stoommachines en transportrevolutie) zorgde vanaf de 19e eeuw voor een omslag. Vanaf het midden van die eeuw was er sprake van een wereldmarkt voor landbouwproducten. De handel werd intercontinentaal/transatlantisch.
De toevloed van relatief goedkoop graan uit het eerder onbereikbare Middenwesten van Amerika leidde rond 1880 tot de eerste wereldwijde landbouwcrisis. Deze werd opgevangen door beleidsmaatregelen ter ondersteuning en modernisering van het kleinbedrijf. De prijzen piekten even rond het einde van de Eerste Wereldoorlog, om vervolgens na 1920 weer te dalen tot de diepe crisis van begin jaren dertig.
Aanbodregulering
Enkele Amerikaanse landbouweconomen begrepen dit herhaaldelijk falen van de markt als volgt: Bij dalende prijzen past het aanbod zich te langzaam in neerwaartse richting aan. Zij pleitten daarom voor regulering van het aanbod. De Democratische presidentskandidaat Roosevelt nam dat op in zijn verkiezingsprogramma en won in 1932 de presidentsverkiezingen met veel boerenstemmen. Vanaf toen gold de New Deal, wat voor de landbouwsector neerkwam op beperking van het aanbod en voorraadbeheer, waardoor de graanprijzen zich stabiliseerden.
Daarna leefden een aantal generaties boeren met een vrij stabiele bodem, namelijk de stabiele graanprijs, onder de zogenaamde ‘vrije producten’. Dit beleid, dat in Europa en Amerika voor stabiliteit zorgde, werd echter afgeschaft in de jaren 90: de ‘vrije’markt. Dus zijn we nu weer terug bij de instabiliteit van vóór de jaren dertig, volgens Koning.
Wat is de aard van die instabiliteit?
De auteur stelt vast dat de vraag naar landbouwproducten over de jaren heen een vrij gelijkmatige stijging vertoont. Dat geldt niet voor het aanbod. Het verloop van het aanbod hangt namelijk af van de mate waarin er in de landbouw geïnvesteerd wordt. Het gaat daarbij zowel om investeringen door de landbouwsector zelf in bijvoorbeeld drainage of bodemvruchtbaarheid, als om investeringen van buiten de sector zoals veredeling, onderzoek, voorlichting, infrastructuur, ontginning. Het totaal aan investeringen vormt de ‘agrarische kapitaalvoorraad’. Koning zet op een rijtje hoe die zich de afgelopen tijd ontwikkeld heeft.
Agrarische kapitaalvoorraad
Vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw is er gesneden in door overheden gefinancierd onderzoek, terwijl lage landbouwprijzen de investeringen door boeren zelf ook nog eens ontmoedigden. De groei van de agrarische kapitaalvoorraad (het productievermogen) vertraagde en in sterke landbouwlanden was er zelfs een afname. Daarbij kwam dat de publieke voorraden waren geleegd en de buffercapaciteit van de wereldvoedseleconomie was verzwakt. De ‘voedselcrisis’ van 2007-2008 ontstond toen Amerika en Europa plotseling besloten om biomassa te gaan gebruiken als transportbrandstof. Te weinig aanbod. De stijgende voedselprijzen die samenvielen met stijgende prijzen van aardolie en daarmee transportkosten, droegen bij aan de revoluties en burgeroorlogen in de Arabische landen.
De voedselcrisis heeft met name in landen waar de staat een leidende rol in de economie heeft (China, Rusland) overheden aangezet tot investeringen in de voedselvoorziening. Graangebieden die na de val van de Sovjet-Unie braak lagen, werden weer in productie genomen. savanne- en bosgronden in Zuid-Amerika en Zuidoost Azië werden ontgonnen. En in de Verenigde Staten en andere dunbevolkte, gematigde streken gebruikten boeren meer kunstmest. Deze ontwikkelingen, gevoegd bij het wereldwijd optimisme in de landbouw zelf, betekende een enorme boost in de agrarische kapitaalvoorraad. De effecten daarvan op het (grotere) aanbod en daarmee op de (lagere) prijzen, ijlen lang na. (korte pieken, lange dalen).
Landbouwprijzen ruim onder de kostprijs
In tegenstelling tot de algemene verwachting: ‘De wereldbevolking groeit, de welvaart stijgt, dus met de prijzen van landbouwproducten komt het wel goed’, gaan we volgens Koning waarschijnlijk juist een periode met lage prijzen tegemoet. Dat liberalisering van de landbouwmarkten, ingezet in de jaren negentig van de vorige eeuw, zou leiden tot meer prijsschommelingen was algemeen verwacht. Maar anders dan fluctuaties van jaar tot jaar zoals we van de ‘vrije’ akkerbouwproducten kennen, is er bij een ongereguleerde markt sprake van een lange-termijn cyclus van lange dalen, afgewisseld door korte pieken.
Recente prognoses van de FAO en de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) en eerder het Amerikaanse Ministerie van Landbouw, bevestigen dat de komende tien jaar de prijzen van de belangrijkste Amerikaanse akkerbouwproducten ruim onder de kostprijs zullen liggen. De FAO-graanprijsindex (2002-2004 = 100) stond op zijn hoogst in 2007/08 (op 232) , in 2013/14 (op 240) en is inmiddels gezakt naar 153 en zal de komende 10 jaar volgens de prognoses niet veel hoger zijn. De verklaring is dat de eerdere prijspieken tijdens de voedselcrisis tot een boost in de investeringen in de landbouw hebben geleid, waardoor het aanbod sneller gestegen is dan de vraag.
Omdat het overheidsbeleid dat sinds de jaren dertig de prijzen in de VS en de EU stabiliseerde is afgeschaft, zal de akkerbouw daarvan de negatieve gevolgen ondervinden. Toch zal de beteelde oppervlakte nauwelijks afnemen. De verklaring is deze: De kostprijs bestaat ruwweg voor de helft uit vaste en voor de andere helft uit variabele kosten. Zolang de opbrengst groter is dan de variabele kosten wordt tenminste nog een deel van de vaste kosten vergoed en blijft de boer produceren. Om stabiele landbouwprijzen te verkrijgen, blijven een actieve landbouwpolitiek inclusief productiebeheersing echter noodzakelijk.
Somber toekomstscenario
Niek Koning ziet grote risico’s voor de voedselvoorziening op langere termijn en zegt ook hoe die te beperken zijn. Hij schetst het volgende, mogelijke, scenario voor de wereldvoedselvoorziening: De periode van lage prijzen die de landbouw te wachten staat, kan net als in de jaren 80 en 90 leiden tot onder-investeringen in de landbouw-kapitaalvoorraad. De jaren 20 en 30 van deze eeuw zullen verloren jaren blijken te zijn voor het aanleggen van nieuwe infrastructuur, het ontwikkelen van nieuwe technologie om de productie te vergroten, of de non-food productie minder afhankelijk van (al dan niet fossiele) biomassa te maken.
En stel je eens voor dat die periode van onderinvestering later een nieuwe cyclus van schaarste aan voedsel oproept, versterkt door een nieuwe prijsstijging van aardolie omdat de schalierevolutie zijn grenzen bereikt. En veronderstel dat dan de makkelijke, goedkope manieren om de wereldlandbouwproductie op te voeren dan uitgeput zijn. Dan is de voedselprijsstijging alleen in de hand te houden door nieuwe technologieën, maar daar is dan niet tijdig in geïnvesteerd. Voedselprijzen kunnen dan langer en hoger stijgen dan rond 2010. Dat zal dan wel weer investeringen in de landbouw uitlokken, maar de resultaten daarvan hebben een lange aanlooptijd.
Stijgende prijzen zullen voor een kettingreactie zorgen: In Noord-Amerika en Europa neemt de druk toe om biobrandstoffen te gaan gebruiken (meer beslag op landbouwgronhd). Een aantal grote graan- exporterende landen gaat misschien de export beperken om de prijzen voor de eigen bevolking in de hand te houden. Dit alles heeft een beperkt effect op de koopkracht in rijkere landen waar voedsel en relatief beperkt deel van het huishoudbudget uitmaakt. Daar kan men vlees en ook biobrandstoffen blijven kopen. Maar in Sub-Sahara Afrika wordt de situatie door stijgende prijzen voor geïmporteerd voedsel ondraaglijk.
De spiraal van armoede en hoge geboortecijfers is daar nog niet doorbroken en de landbouw is onvoldoende ontwikkeld. Stijgende voedselprijzen leidt dan tot minder vraag naar non-food artikelen en diensten met als gevolg daarvan weer een stijgende werkloosheid. De neiging naar Europa te vluchten zal toenemen, maar Europa hanteert strenge grenzen. Dan is het wachten op gedesillusioneerde jongeren die in opstand komen en (corrupte)regeringen omverwerpen. Dan zullen Westerse en Aziatische machten ingrijpen om hun belangen te beschermen. Internationale verhoudingen komen onder druk te staan terwijl de wereld juist meer moet samenwerken om het voedselvraagstuk op te lossen.
Aanbevelingen
Met het bovenstaande scenario wil Koning aangeven dat het met de wereldvoedselvoorziening op langere termijn niet vanzelf goed komt. Als we de voedselvoorziening aan de markt overlaten lopen we grote risico’s. De technische mogelijkheden zijn voorhanden maar alleen te benutten door tijdige investeringen. Hij doet aanbevelingen op de volgende terreinen:
- Geef alle armen toegang tot voedsel en maak het mogelijk dat de landbouw in zwakke landen haar rol als motor voor groei kan spelen.
- De toenemende claim op goed bouwland voor andere doelen dan plantaardige productie moet beperkt worden.
- Het is essentieel om de prijzen van biomassa (voedsel) te stabiliseren en boereninkomens te ondersteunen daar waar dat voor een evenwichtige ontwikkeling nodig is.
- Kennis en technieken voor een nieuwe revolutie in biomassaproductie moeten ontwikkeld worden
De auteur Niek Koning heeft als vraagbaak voor het bestuur en inleider op bijeenkomsten belangrijk bijgedragen aan het werk van de Nederlandse Akkerbouwers Vakbond (NAV) en doet dat nu nog. De Werkgroep Genoeg is Beter waar de NAV uit is voortgekomen, had al in 1992 contact met Niek Koning. Hij leverde de theoretische en cijfermatige onderbouwing voor het plan ‘Genoeg is Beter’ waarin gepleit werd voor aanbodbeheersing.
De wijze waarop de onder punt 3 bedoelde stabilisering van prijzen gestalte moet krijgen, komt overeen met het door de NAV al lang bepleite ‘managed trade’, een internationale overeenkomst die de belangrijkste landbouwproducten binnen een prijsband houdt. Internationale buffervoorraden, minimale importquota en maximale exportquota zijn de daartoe benodigde instrumenten. Koning wijst er op, dat de befaamde econoom John Maynard Keynes al in 1943 een soortgelijk voorstel deed.
De NAV bepleit ‘managed trade’ omwille van een stabiel boereninkomen.
Niek Koning voegt daar in zijn boek de volgende argumenten aan toe: Grote prijsfluctuaties bedreigen de voedselzekerheid voor de armsten, ontmoedigen vooruitgang in de landbouw en destabiliseren de economie van zwakke landen en van landen die van landbouwexport afhankelijk zijn.
Met dank aan Joop de Koeijer (een van de trekkers van de NAV-werkgroep ‘Genoeg is beter’), en aan Jacques van Nederpelt.