Conferentie over voedselsoevereiniteit aan Yale University

 20 jaar na de oprichting van La Vía Campesina en 40 jaar na de start van het blad ‘Journal of Peasant Studies’ hebben deze twee organisaties het initiatief genomen tot een conferentie over voedselsoevereiniteit, want er zijn nog veel vragen/onduidelijkheden over het begrip.

Alleen al de vraag waar de term precies vandaan komt! Dat was een van de punten van de ‘paper’ van  Henry Bernstein, 15 jaar hoofdredacteur van ‘Journalo of Peasant Studies’. Hij stelt onder meer dat ‘voedselsoevereiniteit’ en ‘voedselautonomie’ en ‘voedselzekerheid’  aanvankelijk door elkaar werden gebruikt door activisten van boerenbewegingen in Midden-Amerika in de jaren 80 .

Hij schrijft in zijn conclusie van ‘Food Sovereignty, a skeptical view’: ‘Ik ben na het schrijven van dit stuk sceptischer over v.s. dan daarvoor, maar ook meer geïnteresseerd en ik heb nu meer sympathie voor de agro-ecologen die dicht bij de praktijk staan, dan voor de op-de-borst-kloppende ‘alomvattende theorie’ die meer met wishful thinking dan met intellectueel pessismisme van doen heeft. De bezwaren mogen duidelijk zijn: kunnen ‘kleine boeren’ de wereld voeden? Kan voedselsoevereiniteit de polarisatie (kapitalisme/socialisme, slachtoffer/verzetsheld) overwinnen en naar een transformatie en synthese streven?

Ook zonder omarming van die allesomvattende ‘grote theorie’ zijn er veel onderdelen zeker waardevol.  Men neemt het milieu serieus. Men verzet zich tegen de ongelijkheid in de internationale handel in voedsel en andere landbouwproducten en tegen de internationale agro-business en ‘land grabbing’, en daarin vinden verschillende sociale groepen elkaar…. Dat wil nog niet zeggen dat ‘kleinschalige landbouw’ de mensheid moet redden.’

 De conferentie vond 14/15 september plaats in het inst. voor Agrarian Studies’ aan Yale University. Er waren 82 papers ingestuurd, die in parallelle en plenaire sessie konden worden besproken. Het ISS uit den Haag en TNI uit Amsterdam en Food First (Manchester) waren mede-organisatoren, en Jan Douwe van der Ploeg (Wageningen) was een van de sprekers tijdens een plenaire sessie.

 Kijk hier voor een nabeschouwing van de conferentie. Voor een lijst van de ‘papers’ zie Food Sovereingty papers Yale university.

Wij noemen er hier twee:

What Place for International Tade in Food Sovereignty?’,

door Kim Burnett en Sophia Murphy.

De schrijvers stellen dat hun organisatie, IATP, altijd geprotesteerd heeft tegen oneerlijke handelsregels waardoor de VS bijvoorbeeld rijst, tarwe, soja, maïs en katoen kon dumpen in de ontwikkelingslanden, wat plaatselijke boeren brodeloos maakte.  Dus ze voelen zich thuis in de voecdselsoevereiniteitsbeweging. Maar de positie die de beweging inneemt op het gebied van handel is onduidelijk, zelfs tegenstrijdig.

Denken over handel biedt mogelijkheden voor het verder uitdiepen van het concept ‘voedselsoevereiniteit’. Gesprekken met kleinschalige producenten wiens oogst verkocht wordt op exportmarkten zijn belangrijk voor het begrip voor hun belangen en motivatie. Of ze nu produceren voor Fairtrade markten of traditionele of nieuwe landbouwketens; er zijn aanwijzingen dat deze producenten willen blijven produceren voor de export markten.

Voor democratische onderhandelingen over internationale handel zijn internationale instituties nodig. Mensen in de voedselsoevereiniteitsbeweging hebben vaak gezegd: ‘Landbouw uit de WTO, laat de UN het handelsbeleid bepalen’. Maar geen enkele UN organisatie heeft het mandaat om de handel in landbouwproducten te regelen. De FAO heeft zich wel multilateraal ontwikkeld en neemt een steeds beter gelegitimeerde plek in w.b. het overleg over voedsel en landbouw. Voedselzekerheid en het recht op voedsel zijn mede daardoor  belangrijke punten geworden op de internationale agenda. Het hervormde ‘Committee on World Food Security’ binnen de FAO neemt een belangrijke plaats in in dat debat. Maar het is geen overtuigende rol. Je kunt de onderhandelingen over handel in landbouwproducten niet isoleren van andere handel, zeker tegenwoordig niet nu er zoveel aspecten meespelen die ook voor andere handel gelden: eigendomsrechten, financiële dienstverlening, agro-business bedrijven, arbeidsverhoudingen, etc.

Hoewel het waar is dat de internationale handelsregels in de WTO zijn vastgesteld zonder inbreng van deze ‘kleine boeren’ , stellen wij dat deze uitsluiting geen vaststaand gegeven hoeft te zijn. De onderhandelingen zijn in 2008 juist over landbouw gestruikeld, toen een aantal ontwikkelende en minst ontwikkelde landen in G33 verband uitzonderingen wilden voor ‘special products’, en hun binnenlandse markt wilden beschermen tegen plotseling stijgende import. Zij wilden meer zelfvoorzienend blijven of worden. Ontwikkelende landen proberen de ruimte voor een eigen beleid die ze door de Aanpassingsprogramma’s van de jaren 80 en binnen het Agreement on Agriculture verloren hadden weer te heroveren.

Daarom pleiten wij ervoor om toch de WTO te beschouwen als een nuttig en zelfs wenselijk politiek platform, en stellen wij voor dat de beweging haar uitsluiting van de WTO heroverweegt. Er lijken nu meer mogelijkheden te zijn binnen de WTO dan 20 jaar geleden. Dat kan kansen bieden voor een meer democratisch proces van hervorming, waarbij ook de principes van voedselsoevereiniteit zouden kunnen worden geïntegreerd. Eigenlijk is enige bemoeienis met de regels voor de toekomstige globalisering onvermijdelijk.

Peasant-driven Agriculutral Growth and Food sovereignty

door Jan Douwe van der Ploeg:

Korte inhoud, voornamelijk puttend uit de ‘summary’:

Zonder een begrip van de groeiprocessen van de landbouw is het moeilijk ‘voedselsoevereiniteit’ te bespreken, en dat vereist een (her-)combinatie van de politieke economie van de landbouw met de benadering van Chayanov . (Hij voerde zijn eigen ‘voedselsoevereiniteits-strijd. In de jaren voor de Russische revolutie ontwikkelde hij met anderen een overgangsproject voor de Russische landbouw dat drie doelstellingen had: 1. toename van de productie en groei van de nationale economie, 2. zo hoog mogelijke productiviteit  van de arbeid in de landbouw 3. een eerlijker verdeling van het nationale inkomen. Naar zijn mening was het belangrijk dat de boeren zelf het heft in eigen handen namen.)                                                                                                                                                                                                                                              In dit paper worden verschillende verklaringen gegeven (sterker wanneer gezien in samenhang ) voor het feit dat de boeren-landbouw leidt tot aanzienlijke en duurzame groei,  en er wordt gewezen op de factoren die die groei ondermijnen. Er wordt ook gesteld dat boeren-landbouw helemaal geen fossiel uit het verleden is. De – wereldwijd verschillende – boeren-werkwijzen worden gevormd door het kapitaal (en meer specifiek door de huidige ‘food empires’) maar ook dragen ze bij tot de verdere ontwikkeling van vormen van kapitaal  die specifiek zijn voor voedsel en landbouw.  Dat draagt bij tot een beter begrip  van ‘voedselsoevereiniteit’.                                                                                                      Dit artikel gaat uit van drie vooronderstellingen: 1. het debat over de noodzaak de voedselproductie te vergroten is heel reëel. 2. de capaciteit om meer te produceren moet een integraal onderdeel zijn van het debat over voedselsoevereiniteit, 3. Ik ben ervan overtuigd dat de boeren-landbouw de beste papieren heeft om voedselsoevereiniteit te bereiken en (meer dan) genoeg goed voedsel kan produceren  voor de (vele) doelstellingen van de producenten zelf zowel als van de maatschappij als geheel.