De bevrijding van de onzichtbare hand (boekbespreking)

In zijn boek ‘De Grootste Show op Aarde’ vraagt Koen Haegens zich af: wat is ‘het reëel existerende kapitalisme’- leidt het kapitalisme écht tot universeel heil? ( Hij schrijft dat naar analogie van de na-oorlogse term ‘het reëel existerende communisme’: hoe ziet het er écht uit, achter het ijzeren gordijn?)

Hij begint aan een knappe zoektocht naar de vrije markt. Die voert hem
eerst naar de theorieën van (neo)klassieke economen als Adam Smith, David Ricardo en Friedrich von Hayek over het heilzame werk van de onzichtbare hand. Vervolgens richt hij zich op de praktijk in het oude Mesopotamië waar volgens de verhalen al een soort markteconomie zou hebben bestaan. Ook reist hij, net als Joris Luyendijk in zijn Dit kan niet waar zijn , naar de heart of darkness, de Londense City, het centrum van de financiële wereld, om er te spreken met testosteronjongens die handelen in onbegrijpelijke derivaten.

Paprika’s

Hij verdiept zich ook in de markt van paprika’s. Maar zelfs de prijs van dit simpele product waarvoor de wetten van de neoklassieke theorieën zeker zouden moeten gelden, wordt niet alleen bepaald door vraag en aanbod. Nergens vindt Haegens de vrije markt waarvan de neoklassieke economen alle heil verwachtten. Markten zijn nooit vrij, zo blijkt, meestal is de overheid er van begin af aan bij betrokken met bijvoorbeeld regels en voorschriften en altijd zijn er ‘verstoringen’, zoals monopolies en inflexibele prijzen en lonen.

De vrije markt is fictie en de onzichtbare hand bestaat niet. In veel opzichten vindt Haegens dit een bevrijdend inzicht. Want als de vrije markt net als het communisme een utopie is, dan is ‘marktconforme democratie’ onzin en hoeven politici ook niet te gehoorzamen aan de vermeende dictaten van de markt. En in dat geval is er wél een alternatief voor de markteconomie, schrijft hij aan het slot van zijn uiteindelijk optimistische betoog. Er is een andere economie mogelijk: ‘„Onder het asfalt ligt het strand”, luidde een bekende leus in de rebelse dagen van 1968. Ik zou het anders willen formuleren. Onder een dun laagje kapitalisme ligt een socialere, menselijke economie verstopt. Smachtend om door ons naar het oppervlak te worden gehaald.’

Voor de volledige recensie zie NRC 11 december, p. C10