De economie heroveren? Vorm coöperaties…..

Na de kater van de bankencrisis en het gesjoemel in grote organisaties zoekt men ‘aan de basis’ naar ‘zelf doen’. In de energiesector is de oprichting van een lokale energie-coöperatie al bijna gewoon. In de landbouw wordt geëxperimenteerd: zie het artikel hiervóór, over De Zonnehoeve.

De Vlaming Dirk Barrez schreef een boek over coöperaties: ‘Coöperaties, Hoe heroveren we de economie?’ (Uitg. Pala.be). Hier volgt een gedeeltelijke samenvatting. (Er worden slechts 5 blz. besteed aan boeren-coöperaties, zie onderaan)

Barrez zet de uitwassen van het financieel kapitalisme nog eens op een rijtje. ‘Maar toch is het geen natuurwet dat de wereld van het geld in een absurd hoge mate rijkdom afroomt van bedrijven die echte welvaart produceren, de politiek chanteert, de samenleving afperst en de economie koers doet zetten richting ecologische catastrofe’. Het kan, het moet anders. Het is onwaarschijnlijk dat de internationale politiek zal doen wat moet gebeuren – in elk geval niet tijdig. Maar gelukkig kunnen sociale bewegingen, burgers, bedrijven en overheden op alle niveaus de verantwoordelijkheid nemen om de vele crises te bestrijden en alternatieven uit te werken, en radikaal te kiezen voor de sociaalecologische economie.

In hoofdstuk 3 geeft hij een definitie van coöperaties.  Ze zijn in handen van leden en worden door hen geleid. Ze zijn niet geld-gedreven maar waarde-gedreven. De democratie moet niet alleen politiek maar ook economisch doorbreken. Hij noemt zeven coöperatieve principes: 1. vrijwillig toetreden, de coöperatie moet open staan voor eenieder die de voorwaarden van lidmaatschap aanvaardt. 2. deomcratische besluitvorming, 3. economische betrokkenheid (beperkte vergoeding voor inbreng van kapitaal, in België bijvoorbeeld maximaal 6%) 4. autonoom en onafhankelijk, 5. vorming, training en informatie zijn belangrijk voor een goede ontwikkeling, 6 samenwerking tussen coöperaties, 7 verantwoordelijkheid tegenover de gemeenschap.

Er zijn diverse soorten coöperaties: 1. verbruikers- of consumentencoöperaties (Zwitserse coöperatieve winkels Migros en Coop), met als deelsoort financiële coöperaties, 2. producentencoöperaties (o.a. landbouwcoöperaties), 3. werknemerscoöperaties (Mondragon in Spanje) 4. aankoop-coöperaties. 5. gemengde coöperaties.  Er zijn ook mengvormen. Pas in oktober 2012 kwamen 2.800 mensen van 91 landen bijeen voor een mondiale bijeenkomst, in het VN ‘jaar van de coöperaties, en werd een internationale organisatie opgericht: ICA; International Cooperative Alliance

Voorbeelden van aankoop-coöperaties: De duurzaamste en sterkste supermarktketens in Zwitserland zijn coöperaties. Coop telt 2,9 miljoen leden, Migros 2,1 miljoen, zowel consumenten als werknemers. Hun aktiviteit loopt van supermarkt tot restaurant, van benzinestation, informaticawinkel, reizen, uitgeverij, bank, apotheken, , boekhandels, tot uurwerken, en zelfs het museum van moderne kunst in Zurich hoort bij Migros. Dat laatste is te danken aan het zogenaamd cultureel Migros procent, in 2011 goed voor 117,60 miljoen Zwitserse franken die naar allerlei culturele, vormende en sociale aktiviteiten gaan. Coop en Migros hebben veel meer supermarkten dan de concurrent Aldi. Het aandeel Fair Trade en bioologisch (veel labels)  is er veel groter, en Migros is heel sterk in streekproducten. Qua rendabiliteit staan Migros en Coop in de Europese top drie. Coop heeft zich voorgenomen om in 2023 CO2 neutraal te zijn, voor de helft door de uitstoot effektief te halveren, voor de andere helft door compenserende projecten. Men koop zoveel mogelijk in Zwitserland aan, anders in Europa, en als het van verder moet komen dan liefst per trein of boot – er is zelfs een spooorwegbedrijf aangekocht, Railcare. Bij de Coop zijn niet minder dan 250 Max Havelaar producten te vinden, 99% van de rozen en 88% van de bananen hebben dat label. Vrouwen zijn goed vertegenwoordigd in het middenkader maar niet maar slechts met ong. 15%  op het directieniveau.

Uit een interview met een directielid van de Coop (Hr. Werle) blijkt dat de interne democratie (inspraak van consumenten en werknemers) weinig meer voorstelt. De meeste Zwitsers zijn lid van Coop omdat ze dan elke week het gratis blad met nieuwtjes ontvangen. Maar de mensen vinden het goede bedrijven omdat de salarissen van de directie niet exorbitant hoog zijn , en omdat de winst gaat naar inkomsten van de werknemers, die tot drie keer zo hoog zijn als in Duitsland of Frankrijk. Ze zullen nooit naar de beurs gaan. ‘Als het een NV is dan loert de kwartaalziekte, de voortdurende jacht op directe winstmaxiumalisatie, dat maakt niet het succes van Coop’. De voorzitter van de raad van bestuur van Migros, Hauser, vertelt dat de oprichter geen kinderen had en ervoor koos het bedrijf aan de klanten te geven.Eer zijn 2 miljoen coöperanten.(Hoe dat werkt wordt niet duidelijk. ‘Ze beoordelen ons elke dag als ze komen kopen’)  ‘Onze managers hebben geen financiële zorgen, ze hoeven niet steeds om de investeerders te denken. Ze verdienen een redelijk salaris.’ Een procent gaat naar culturele en sociale doelen. Migros is al 40 jaar lang de kampioen van bio. Er is nog een derde supermarkt, Aldi. Lidl is vertrokken en Carrefour is overgenomen. De drie overblijvende houden elkaar mooi in evenwicht. De prijzen liggen bij Migros en Coop iets hoger dan in de buurlanden, maar de prijzen te hoog op laten lopen kan niet want dan gaat men over de grens. We moeten hierbij ook in aanmerking nemen dat het winkelpersoneel over de grens veel minder verdient, daar gaat de hogere prijs ook naartoe.

Mislukt. In deel 3 zet Barrez eerst een aantal van de mislukkingen in België op een rijtje, van Coop winkels tot kranten tot het Dexia debacle: in 2012 werd vanwege Dexia een rekening van 2,9 miljard euro bij de Belgische burgers neergelegd. De gemeentes en de christelijke werknemers zijn hun holding en hun bank kwijt. ‘Dexia is niet kapot gegaan omdat het een coöperatie was maar omdat het zich verkocht aan de casino-economie’. Bovendien, Hauser van Migros zei het al: ‘Veel traditionale coöperaties (soms al opgestart aan het begin van de 20e eeuw) zijn  ten onder gegaan  omdat hun socialistische ov vakbonds-basis de ondernemingsgeest heeft gedood.’ Toch is een terugkeer van de coöperaties zeker mogelijk, want ze bieden bescherming tegen de excessen van het kapitalisme, en een zacht en beter alternatief voor nationalisaties van bedrijven.

Dan vertelt Barrez het vehaal van de oprichting van een nieuwe coöperatieve bank in België in de afgelopen jaren: NewB. 24 Organisaties richtten op 6 mei 2011 NewB op met als doel de oprichting van een nieuwe coöperatieve bank in België. Het was een groot waagstuk, maar bij de daadwerkelijke start, op zondagochtend 24 maart 2012, bleek al dat er veel belangstelling was. Zondagavond: 1.800 coöperanten, met een inleg van 20 euro p.p. Na een week:  27.100 coöperanten. Inmiddels bijna 50.000. Hieruit blijkt hoe sterk de samenleving verlangt naar echte alternatieven. NewB is gestart en wordt nu verder vormgegeven.  In 2015 zal NewB de licentie verwerven om echt te gaan bankieren. De coöperanten zullen 1000 tot 5000 moeten inleggen. De interne democratie bewaken zal heel belangrijk zijn. NewB zal een hefboom moeten zijn naar een sociaalecologische en democratische economie.

Daarna geeft hij in deel 5 een overzicht van landen waarin coöperaties bloeien. Dat is op de eerste plaats Canada. De helft van de bevolking heeft zich verenigd in zowat 8.500 coöperaties, op allerlei terreinen, en ongeveer 100.000 vrijwilligers leiden dat in goede banen. De coöperaties hebben een dubbel zo lang leven als klassieke bedrijven. In Qeubec is de coöperatieve beweging het sterkst. De Desjardins groep (banken en diensten) is daar de grootste werkgever van de provincie, aktief op tal van terreinen. (Er is wel kritiek op: het is de vraag of het management uiteindelijk de coöperanten niet zal overrulen.) Ook in Italië is de coöperatieve beweging sterk. Het varieert per provinice. In Emilia Romagna bijvoorbeeld brengen coöperaties samen 30% van deproductie voort. Daar is de inkomensongelijkheid veel kleiner dan in Lombardije, waar weinig coöperaties zijn. De ‘coöperatie-professor’, Zamagni, vindt dat er een coöperatieve Europese business school uit de grond gestampt zou moeten worden, want op de klassieke business schools wordt geen aandacht besteed aan coöperaties. In Argentinië trokken fabnriekseigenaren in de crisis van 2002 massaal hun geld terug uit hun fabrieken. In veel gevallen namen werknemers het over. Dat was sappelen, maar een aantal hebben het gered.

Het sterkste voorbeeld van werknemers-coöperaties is wel Spaans Baskenland: Mondragon,(50 km van Bilbao), ‘een plek in Europa waar men er nog in slaagt om zelf koelkasten, liften, bruggen en machines voor de productie van zonnepanelen te produceren’. Het succes van Mondragon heeft zeker te maken met de sterke banden met het onderwijs, inclusief een hoge waardering van technische opleidingen. Werknemers brengen in de eerste jaren dat ze lid zijn een bedrag in van  14 of 15.000 euro binnen. Aan het eind van hun loopbaan vertrekken ze met een kapitaal van 100.000 tot 300.000 euro. Zelfs al is hun wettelijke pensien aangevuld met een riant penioen vanuit het bijkomende Mondragon pensioen wat vaak 90 tot 100 % is van het laatst verdiende loon. Mondragon Cooperative Corporation bestaat uit 120 coöperaties met 82.174 werknemers. Op het hoofdkwartier werken slechts 62 mensen, waarvan slechts een advocaat. (‘Advocaten zijn niet onze core business’) Het verschil tussen de laagste en hoogste bruto inkomens mag slechts 4,5 zijn; in een enkele bank is het 1:6. 10 tot 40% van de brutowinsten gaat naar herstructureringen binnen een sector.14 % gaat naar fondsen (onderwijs., solidariteit, investeringen in nieuwe activiteiten, ook in het buitenland). 10% van de nettowinst gaat naar Vorming, 45% naar reserves, en 45% naar de werknemers, dat krijgen ze mee aan het eind van hun loopbaan of wanneer ze naar een ander bedrijf gaan.

Jammer genoeg moest een grote coöperatie binnen de Mondragon-groep, Fagor (fornuizen etc.) in 2013 het faillissement aanvragen. Daar was een proces aan vooraf gegaan. Eerst werd er minder gewerkt. De 7 a 8 procent tijdelijke werknemers vormen een buffer; zij moesten eerst vertrekken. Daarna werden werknemers bij andere bedrijven binnen de groep ondergebracht, evt. na maximaal 2 jaar bijscholing. Zo werd veel opgevangen. De vier poten onder de tafel van Mondragon zijn : 1. onderwijs, 2. het zelf opgebouwde kapitaal, 3. researchcentra (al 716 patenten verzameld, ook in nanotechnologie, nieuwe materialen etc., dus innovatie is een belangrijke pijler), 4. sociale zekerheid en gezondheidszorg.

Boerencoöperaties, p. 90-94:  Er volgen voorbeelden in Brazilië , en in In India vindt 20% van de melk zijn weg via de coöperatieve sector.Voor de 13 miljoen betrokken boeren maakt dat een wereld van verschil: meer melk, goede opslag, verwerking en distributie, en verkoop voor een goede prijs. Maar er is nog veel werk aan de winkel. De groei van coöperaties vond navolging in Sri lanka(de pogingen van de Wereldbank om de melk-markt te privatiseren in 86-87 mislukten) en in verschillende andere oosterse landen.

3 voorbeelden van boeren-coöperaties in Nederland: zie bericht over ‘De Zonnehoeve’ en over korte-keten coöperatie ‘Oregional’ bij Nijmegen vóór en ná dit bericht. Bovendien is een nieuwe coöperatie gevormd om het unieke (enige) melkveebedrijf in een veengebied te ebhouden: boerderij ‘Zegveld. Deze is door melkveehouders (ook deels door de NMV) aangekocht om de proefboerderij te behouden en er kennis op te doen die men vervolgens zelf toe kan passen. Zie proefboerderij Zegveld

Wat België betreft: de vrij nieuwe zuivel-coöperatie Milcobel, dat zich wil specialiseren in roomijs om zich staande te houden. Maar het is duidelijk dat de schrijver de dilemma’s ziet: de Europese boeren hebben de controle over de “landbouw-coöperaties” uit hun handen zien glippen. ‘Die andere logica die zegt dat je in de coöperatie geen boer bent maar bedrijfsleider – dat is bijna sterker dan jezelf’. Een franse boerenleider: ‘Tegenover de ontspoorde coöperaties moeten we als vakbonden optreden en eisen dat de boeren behoorlijk worden betaald. Daarnaast moeten we nieuwe coöperatieve structuren in het leven roepen die democratischer zijn. En we moeten beletten dat ze te groot worden, anders zijn we ze niet meer meester.  We hebben kleine bedrijven nodig die nog een band met boeren en consumenten bewaren’. 

In de afsluitende delen 8 en 9 breekt Barrez een lans voor de gemengde coöperaties die je ook in Baskenland ziet: scholen, universiteiten, de bouw van een bejaardencentrum (het aandeel van het bouwbedrijf vermindert snel en verwijnt als het project gebouwd is), en veel andere projecten. Ook in andere landen zijn er veel sociale coöperaties ontstaan. En Barrez vraagt zich af of de ‘commons’ (natuurlijke rijkdommen, media, energie etc.) niet beter coöperatief beheerd zouden kunnen worden. Drupal en Wikipedia zijn goede voorbeelden. En misschien ligt de grootste toekomst voor coöperaties nog in de wereld van de klassieke zelfstandigen en ondernemers: als er geen opvolger is zou in plaats van verkoop aan een concurrent een doorstart als coöperatie heel geschikt kunnen zijn. Als de economische democratie maar levend blijft in een coöperatie en zo nodig bijgestuurd wordt. De overheden kunnen dit alles stimuleren, en zelfs deelnemen in coöperaties.

Achterin het boek staan websites waar men hulp kan krijgen bij de oprichting van een coöperatie, www.coopburo.be, www.febecoopadvies.be, maar zulke bureaus zijn er in Nederland vast ook wel, bijv. Grond en Co