Nout van der Vaart namens Oxfam Novib en Stefan Schüller namens Both Ends hebben onlangs een koerswijziging voorgesteld voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Er ging al niet veel geld naar landbouw, en aangezien ‘handel’ hoog in het vaandel stond kwam die hulp aan de landbouw neer op hulp aan de ontwikkeling van monocultures voor de uitvoer, kort gezegd. De oorlog in Oekraïne is voor hen een extra reden voor bezinning op dit beleid. Hier volgen passages van een een artikel van hun hand in het ontwikkelings-blad ‘Vice versa’.
Veel landen in het Midden-Oosten, Azië en Afrika zijn voor hun voedsel afhankelijk van onder andere Oekraïens graan en zullen de gevolgen van de oorlog dus gaan merken. Deze situatie staat niet op zichzelf; de wereldwijde afhankelijkheid van voedselimport en -export maakt vooral lage- en middeninkomenslanden extra kwetsbaar voor een verstoring van de markt, veroorzaakt door extreme gebeurtenissen als oorlog, maar ook door klimaatverandering. Om het tij werkelijk te keren zou de wereld grootschalig moeten investeren in meer lokale, op agroecologische leest geschoeide voedselproductie.
Deprijzen zullen stijgen. Vooral voor lage- en middeninkomenslanden die veel graan importeren, zoals Libanon, Libië, Egypte, Bangladesh, Irak, Ethiopië, Zuid-Soedan en Soedan, zijn de stijgende prijzen slecht nieuws. Acute voedseltekorten in bovengenoemde landen zullen op de korte termijn naar verwachting wel met de in de wereld aanwezige voorraden kunnen worden opgevangen. Na de ontwrichtende impact van Covid-19, legt de oorlog in Oekraïne echter opnieuw heel duidelijk bloot hoe verweven mondiale voedselstromen zijn en hoe sterk veel lage- en middeninkomenslanden van deze wereldmarkt afhankelijk zijn. Die afhankelijkheid van voedselimport maakt deze landen, die toch al weinig buffers hebben, extra kwetsbaar. De veerkracht en weerbaarheid van deze landen op de lange termijn eigenlijk alleen worden bevorderd door het ontwikkelen van duurzame, lokale voedselsystemen.
Agroecologie vergroot veerkracht maar wordt nog weinig ondersteund
Een veelbelovende benadering die internationaal steeds meer steun geniet is agroecologie. Deze holistische benadering stelt ecologische processen en kleinschalige boeren en boerinnen centraal in de transitie naar toekomstbestendige voedselsystemen. Agroecologische productiemethoden helpen lokale landbouwsystemen weerbaarder te maken tegen klimaatverandering en andere externe schokken. Zo spreidt een agrecologische boer risico door een grote diversiteit aan verschillende, veelal lokale gewassen en rassen te verbouwen, vaak in combinatie met vaste struiken en bomen die de grond gezond houden. Als het voor het ene gewas te nat of te droog is zijn er, in tegenstelling tot monoculturen, altijd nog andere gewassen die wél wat opleveren en de veerkracht van de boerderij waarborgen. Door het gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest te verminderen of zelfs te vervangen door groenbemesting, biologische bestrijdingsmiddelen en gewasrotatie, blijft de bodem gezond.
Kenmerkend is dat agroecologie lokale zeggenschap in besluitvormingsprocessen bevordert, berust op het optimaal benutten van lokale kennis, helpt kringlopen te sluiten en de lokale biodiversiteit versterkt. Helaas is er nationaal en internationaal nog veel te weinig aandacht en ondersteuning voor agroecologische landbouw. Recent onderzoek van Oxfam Novib en Both ENDS wijst uit dat slechts 9% van het Nederlandse ontwikkelingsgeld voor landbouw- en voedselprojecten in de afgelopen tien jaar is besteed aan het ondersteunen en versterken van agroecologische benaderingen die kleinschalige boeren en boerinnen daadwerkelijk kunnen helpen hun voedselproductie duurzamer, eerlijker en weerbaarder te maken.
Meer steun nodig voor lokale, duurzame voedselsystemen
Kleinschalige boeren en boerinnen, die zo’n 70% van het voedsel produceren in lage- en middeninkomenslanden, moeten in staat worden gesteld ecologisch duurzaam geproduceerd voedsel op lokale markten economisch lonend te verhandelen. Dat kan door voedselzekerheidsbeleid meer te richten op het versterken van duurzame en lokale marktontwikkeling. In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld de toegang tot kapitaal vergemakkelijken, de schat aan kennis van boeren en lokale gemeenschappen over lokale ecosystemen en voedselplanten veel beter borgen, investeren in marktinfrastructuur zoals opslag-, koelings- en transportfaciliteiten, en landrechten van lokale gemeenschappen en in het bijzonder vrouwen respecteren en versterken.
Tegelijkertijd moet ook internationaal handelsbeleid de lokale productie en vermarkting van landbouwproducten bevorderen. Een mooie eerste stap zou zijn zoveel mogelijk te stoppen met het dumpen van goedkoop Nederlands/Europees voedsel op Afrikaanse markten en met andere vormen van oneerlijke concurrentie. Het ‘wij voeden de wereld’ narratief dat sommige Nederlandse partijen graag uitventen, bestaat vooral bij de gratie van het gebrek aan goede investeringen in de lokale voedselproductie in lage- en middeninkomenslanden, en bij de gratie van handelsverdragen die lage- en middeninkomenslanden verhinderen hun eigen lokale productie verder te ontwikkelen.
Om te voorkomen dat het aantal mensen dat nu al met honger naar bed gaat (één op de tien mensen wereldwijd) verder blijft stijgen en dat we de gaten moeten blijven dichten met nood- en voedselhulp, moeten we dus meer investeren in lokale voedselproductie gebaseerd op agroecologische principes. Dan kunnen gemeenschappen zichzelf en hun lokale markten van voedsel voorzien én hun veerkracht vergroten ten aanzien van klimaatverandering en andere onverwachte marktverstoringen, zoals nu met het wegvallen van 30% van het wereldwijde aanbod van tarwe.
Discussion paper by Both ends and Oxfam Novib
Rapport door Profundo (in opdracht van BothEnds en Oxfam Novib): Development Aid Funds for Agroecology ( Een overzicht van de uitgaves van ontwikkelingsgeld aanlandbouw vanaf 2010, en aanbevelingen voor de toekomst.)