Het debacle van het Bukanga-Lonzo ‘agro-park’ in Congo.

De mislukking van het Bukanga Lonzo ‘agro-industrieel park’ maakt duidelijk dat zulke ‘parken’ geen oplossing zijn voor de problemen waar de Democratische Republiek Congo en Afrika mee te maken hebben. Het ‘park’ werd  in 2014 opgericht d.m.v. een public-private partnerschip tussen de regering en een Zuid Afrikaaanse maatschappij; Africom Commodities. Zij zouden 80,000 hectares gebruiken voor de productie van maïs en andere gewassen. De staat gaf bijna US$100 miljoen belastinggeld uit aan het project. Maar drie jaar nadat het werd opgestart flopte het, in 2017. Het ligt er nu verlaten bij. Africom en de regering van de DRC geven elkaar de schuld. Africom heeft de staat aangeklaagd

Het ‘park’ werd ingericht op land dat afgepakt werd van lokale gemeenschappen nadat ze door ambtenaren voorgelogen waren over het project en over de te verwachte resultaten. Het heeft geresulteerd in mensenrechtenschendingen, vervuiling  en gezondheidsproblemen, verkeerd besteed overheidsgeld, beschuldigringen vanverduistering en corruptie, en rechtszaken, volgens een nieuw rapport, ’the Bukanga Lonzo debacle’ door het Oakland Institute.  ‘This is not an effective and sustainable way to fight hunger and poverty,” zegt de Policy Director Frédéric Mousseau,van het Oakland Institute, schrijver van het rapport.

Hier een video van 4 minuten:

De Wereldbank en de African Development Bank zijn de belangrijkste bedenkers, ontwerpers en financiers van zulke parken, maar die gaan in tegen de belangen van het land, tegen het Congolese beleid en de wensen van de boeren en hun organisaties.  De banken hebben hoog opgegeven van het westerse ïndustriële landbouwmodel dat goed zou zijn voor achtergebleven boeren.  Het Oakland rapport beschrijft wat wél een effectieve landbouwpolitiek zou zijn, en put daarvoor uit het eigen landbouwbeleid van de DRC. Dit beleid is in 2009 prima onder woorden gebracht maar nooit uitgevoerd. Nu spreekt men denigrerend over ‘subsistence farmers’ die geen toekomst hebben, maar deze boeren zijn goede ondernemers die echter steun van hun regering nodig hebben in de vorm van wegen etc. 

Dorpsbewoners zeggen dat er geweld werd gebruikt door de politie, waardoor minstens een persoon stierf, en er werden grote hoeveelheden chemicaliën aangeschaft, waarondeer 60,000 liter glyfosaat, waardoor zowel de gezondheid van de mensen als de natuurlijke bronnen waarvan zij voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn vervuild werden. 

Een eigenaardige uitkomst van het rapport is dat er in 2015 onder de dekmantel van het park een mijnbedrijf werd opgericht, dat niets met voedselzekerheid te maken had maar alles met het opsporen en exploiteren van mineralen/diamanten. Door een gelekt onderzoek kwam er allerlei wanbeheer door het Zuidafrikaanse bedrijf aan het licht, dat ruikt naar veduistering en corruptie. Volgens het rapport werden oogsten rottend op het veld achtergelaten en werden verrot graan en chemicaliën die over de datum waren ter plekke begraven. 

Ondanks deze vernietigende informatie heeft de regering aangekondigd dat ze het ‘park’ opnieuw willen opstarten, en dat er meer parken in de pijplijn zitten. 

Hier een grondig artikel van het ‘Bretton Woods Project’ over het bredere plaatje: al vanaf 2014 gaf de International Finance Corporation (IFC, de private-sector arm van de Wereldbank) financieel advies à raison van $260 miljoen voor 156 projecten in 34 landen Het Congolese project is het eerste dat nu loopt (niet loopt dus). De Bank heeft een ‘land indicator’ opgesteld, een advies aan regeringen voor beleidsherziening waardoor de agribusiness makkelijker toegang krijgt tot land. Zie eerdere berichten over de Wereldbank en zijn ‘Enabling Business for Agriculture’ (EBA) projecten, gesteund door de VS en het UK en Bill Gates, zoals ook beschreven wordt in het rapport, The Highest Bidder Takes It All: The World Bank’s Scheme to Privatize the Commons. Landen komen op een lijst in volgorde van ‘wie maakt het ’t gemakkelijkst voor het bedrijfsleven?’

Met dank aan het Oakland Institute

Met dank aan Frédéric Mousseau, Oakland institute.