Indiase kinderen en jonge vrouwen werken – slechtbetaald – voor de Nederlandse zadensector

Ooit heette de organisatie Landelijke India Werkgroep, opgericht in 1976. Maar sinds begin 2019 luidt de nieuwe naam Arisa (Advocating Rights in South Asia). Lizette Vosman, programmamedewerker mensenrechten en bedrijven, heeft sinds bijna 2 jaar het dossier zaden. 

“Nederland is mondiaal marktleider in plantaardig uitgangsmateriaal met een jaarlijkse omzet van 2,5 miljard euro. De veredeling vindt vaak plaats in het buitenland. ‘Degenen die de kruisbestuivingen doen, zijn vooral jonge vrouwen. Leeftijd is soms moeilijk in te schatten. Ik zag wel jonge meiden die dit werk fulltime doen. Een van de meiden die ik sprak was 12 jaar. Zij werkte samen met haar zus van 15 jaar. Hun nagels waren helemaal kapot van het werk. Eén keer zijn we vroeg in de ochtend naar de zaadvelden gegaan. Toen zagen we een groep van 10 kinderen van 8 à 9 jaar met hun lunchboxjes. Ze hadden net de kruisbestuiving van watermeloenen gedaan. Daarvoor kregen ze 50 roepies (60 eurocent, red.) voor 2 uur werk en een ontbijtje. Overal lagen lege pesticidedoosjes en –flesjes. Boeren lieten beschermende pakken zien, die ze aan konden doen als ze sproeiden. Dat doen meestal alleen mannen. De lonen voor dit type werk zijn hoger dan bijvoorbeeld kruisbestuivings-werkzaamheden. De vrouwen die ik sprak, heb ik naar hun loon gevraagd; ze noemden 180 tot 200 roepies (2,50 euro, red.) per dag. Dit is lager dan het minimumloon. Of ze weten dat het minimum loon hoger is, weet ik niet. Dit is de marktprijs.

Aan kinderarbeid doen de bedrijven en de Indiase overheid wel wat, ontdekte ze. “Registreerden we in 2015 nog zo’n 16% kinderen onder de 14 jaar, nieuw onderzoek toont een lager percentage aan. In de katoenzaad-productie ligt dit percentage nog wel hoog. Wij zullen de onderzoeksresultaten begin volgend publiceren in een nieuw rapport.”

De rapporten van Arisa hebben wel effect gehad.  ‘In India hebben we periodiek onderzoek laten doen onder de talloze kleine boeren die zaden produceren voor deze Nederlandse zaadbedrijven. Een van de rapporten is ‘Soiled seed’ uit 2015, waarin vele misstanden beschreven staan. De FNV heeft deze uitkomsten gebruikt om de zaadsector hierop aan te spreken en zelf activiteiten te starten in zowel Nederland als India. In het algemeen zie je nu dat meer internationale bedrijven een intern monitoringsysteem hebben opgezet om te controleren of er geen kinderarbeid in hun keten zit. Sommigen steken ook energie in het onderwijzen van de lokale leveranciers en boeren. Een aantal heeft gedragscodes ingevoerd, met een sanctiemodel ten aanzien van kinderarbeid.

Leefbaar loon als eerste stap

Arisa zoekt de constructieve dialoog via onderzoek en publicatie van rapporten en via rechtstreekse gesprekken, legt Vosman uit. “Bedrijven geven wel aan dat ze dankzij onze publicaties bewuster zijn geworden. Ze zouden met z’n allen minimaal moeten streven naar het betalen van een leefbaar loon , als eerste stap. Arbeiders in ketens van internationale zaadbedrijven verdienen nu soms zelfs 20 à 30% onder het minimumloon. Dit is nog geen leefbaar loon. Verder zouden ze een risicoanalyse in hun eigen keten moeten maken. Zowel wij als FNV onderhandelen momenteel voor het land- en tuinbouwconvenant, samen met de Nederlandse overheid, vakbonden en werkgevers. Samen hebben we het thema zaden op de agenda gezet.”

Jeroen Brandenburg,van de FNV: ‘Al 2 jaar wordt gepoogd een IMVO-convenant voor de land- en tuinbouw te ontwerpen. IMVO staat voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.  Het convenant is een initiatief van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de SER. Werkgeversorganisatie LTO, de overheid en ngo’s en vakbonden zijn hierbij betrokken. Brandenburg stoort zich in dit proces aan de houding van Plantum, de werkgeversorganisatie in de zadensector. “De zaadbedrijven die de productie uitbesteden hebben ook een verantwoordelijkheid voor hoe die productie plaatsvindt. Maar ze zijn helemaal niet betrokken bij dit verhaal. Ze vinden hun gedragscodes voldoende. We schieten niet erg op. We hebben de teksten al klaar, maar er wordt zwaar onderhandeld op komma’s en punten. Binnen 6 maanden moet er een klap op, anders lukt het niet.”

Voor de FNV is een harde voorwaarde dat ook de Nederlandse situatie in het convenant betrokken wordt. Dus niet alleen afspraken over bedrijfsvoering overzee, maar ook hier in dit land. “We zijn het afvoerputje van Europa geworden. De hele landbouwsector is verziekt, kijk maar naar de uitzending van Zembla van 16 september over Parkinson op het platteland, waar de toename van de ziekte van Parkinson gerelateerd wordt aan de blootstelling aan landbouwgif. Eerlijkheid en duurzaamheid staat in deze Nederlandse tak op nummer 3. Nederland exporteert heel veel. We zijn de 2e grootste producent van de wereld en daarmee hebben we een voorbeeldfunctie.”

Brief aan de koning

Volgens Vosman kan de Nederlandse ambassade in India ook meer doen, door bedrijven die contact zoeken op risico’s te wijzen. “In oktober was er een handelsmissie naar India. In de voorbereidingen zijn wij niet gevraagd mee te denken. Daarom hebben we samen met de FNV een brief aan de koning gestuurd met het verzoek om tijdens het staatsbezoek aan India aandacht te vragen voor misstanden in de Indiase zaadsector en mogelijkheden te verkennen om deze aan te pakken.” Directeur Internationaal Ondernemen André Driessen benadrukte dat er in de bilaterale contacten in Delhi aandacht zou zijn voor IMVO, evenals in de deelstaat Karnataka, waar het sectorprogramma land- en tuinbouw zou plaatsvinden. Arisa heeft op dit moment een nieuw onderzoek lopen naar kinderarbeid en de lonen op ruim 200 groentezaden-boerderijen en bijna 400 katoenzaad-boerderijen. De verwachting is dat de resultaten begin volgend jaar worden gepresenteerd. “Daarmee hopen we opnieuw aandacht te genereren voor de misstanden in deze sector.”

Voor dit artikel is geput uit de nieuwsbrief van FNV Groen. 
Bronnen:
Rapport ‘Remedies for Indian seed workers in sight?’

FOTO:

Het veld af, de schoolbanken in!
Anusha, 13 jaar. In een dorp rondom Chittoor in Andhra Pradesh. Ze werkte bijna 4 jaar op de velden, omdat haar beide ouders waren overleden en haar opa en oma geen geld hadden om voor haar te zorgen. Ze werkte in de pindavelden en de tomatenvelden (niet voor zaden, maar voor consumptie). Haar verhaal is ook van toepassing op kinderen in de zaadsector. Omdat de Indiase vakbond  APVVU nog relatief kort voor de zaadsector werkt, zijn deze verhalen nog in mindere mate bekend. Dankzij het werk van de APVVU gaat Anusha inmiddels naar school.

DE KETEN IN BEELD: TOMAAT: