IPES zet voorbeelden van stedelijk voedselbeleid op een rij

Er is al wel aardig gedocumenteerd wat steden zoals doen om het voedselbeleid te verbeteren, maar HOE doen ze dat precies? Het kan zo moeilijk  zijn om veranderingen in gang te zetten.  Dat was de vraag achter een nieuw nieuw rapport dat onlangs werd gepubliceerd door IPES – food, het International Panel of Experts on Sustainable Food Systems (o.a. Olivier de Schutter). Zij onderzochten  aan de hand van vier steden (Nairobi (Kenya), Belo Horizonte (Brazilië), Detroit (USA) en Amsterdam, en een stadsregio (Het Gouden Hoefijzer, rondom Toronto) hoe je beleid tot stand brengt.

Het heeft heen aantal tips voor andere steden en regio’s opgeleverd (zie onderaan). Beleid maken is niet echt spannend, het gebeurt op de afdelingen van het gemeentehuis, maar om echt iets voor elkaar te krijgen is het wel belangrijk dat proces te onderzoeken.

In Nairobi was het boeiend om te zien hoe ‘stadslandbouw’ van iets lastigs veranderde in iets waar men trots op  is en wat versterkt wordt door de ‘Wet ter promotie en regulering van stadslandbouw 2015′. Deze u-bocht was te danken aan volhoudende inspanning van burgers die de stadslandbouwers steunden, en aan de steun die ze zochten en kregen bij ambtenaren van de landelijke regering.

In Detroit waren er al aardig wat stadslandbouw-activiteiten opgestaart op braakliggend land waardoor vers voedsel beschikbaar kwam voor veel buurten. Die ontwikkelingen werden gereguleerd en ondersteund met de ‘Stadlandbouw Maatregel’ van 2013, door middel van een inclusief proces waar zowel de stadslandbouw- mensen als de stadsplanners bij betrokken waren. Er doemde een groot wettelijk probleem op maar dat werd opgelost door onderhandelingen met boerenvertegenwoordigers van de betreffende staat.

In de stadsgregio ‘De gouden hoef’ rondom Toronto was een groep vertegenwoordigers van alle geledingen van het voedselsysteem bezig het 10-jarige ‘Food and Farming Plan’ uit te voeren. Dat plan was tot stand gekomen met behulp van professionele mediators die tussen de verschillende partijen met soms tegenstrijdige belangen op en neer pendelden om consensus te bereiken over een tekst plan die voor iedereen duidelijk was en voor iedereen zelfde betekende.

In Belo Horizonte  hadden ze al 20 jaar een beleid om mensen voedselzekerheid te garanderen. Dat er al zo lang een beleid was, was ongetwijfeld te danken aan het feit dat het al  meteen verankerd was in het stadsbeleid, terwijl ambtenaren er achter de coulissen voor zorgden dat het in de kern intact bleef ook na aantreden van nieuwe gemeentebesturen.

In Amsterdam maakten we kennis met een tamelijk nieuw voedselbeleid dat de samenwerking tussen verschillende afdelingen bewerkstelligt op het gebied van bestrijding van obesitas.Elke afdeling moet manieren om obesitas tegen te gaan in het dagelijks werk integreren. Om duidelijk te maken dat het niet alleen een kwestie van gezondheid is lag de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de afdeling sociale Ontwikkeling en niet bij Gezondheid. 

( p.s. (opmerking van GG); Hier richtlijnen van de GGD Amsterdam. In dit rapport  staat dat obesitas onder kinderen in drie jaar tijd met 12% gedaald is. Het Parool plaatste kritische kanttekeningen bij het beleid, dat met een sisser afliep volgens de krant. )

Conclusie:

Steden doen al veel. Wat we nu nodig hebben is  monitoring, evaluaties, en leerpunten. Waarin zijn steden effectief, en wat kan er beter?

Om te beginnen worden aan het eind van de ‘executive summary’ (samenvatting van het rapport) alvast 15 positieve factoren opgesomd:

  1. relevante onderzoekscijfers aan de start.
  2. gegevens vastleggen tijdens het proces, om veranderingen te kunnen aantonen
  3. bijstelling na opgedane ervaringen
  4. delegatie van macht en verantwoordelijkheid
  5. ondersteunend nationaal beleid (en budget) helpt
  6. een afdeling of andere entiteit moet ‘eigenaar’ zijn van het beleid
  7. effectieve verantwoording bijvoorbeeldaan een overheidsinstelling
  8. voedselbeleid moet in meerdere afdelingen in het beleid opgenomen worden
  9. veel actoren erbij betrekken, vooral uit kwetsbare groepen
  10. erkenning en zorgvuldig ‘meenemen’ van conflicten en ideologische verschillen helpt om consensus en goede resultaten te bereiken.
  11. een eigen budget verstrekt door de stad vergemakkelijkt resultaten en verhoogt de betrokkenheid (‘sense of ownership’)
  12. Geld uit andere bronnen dat zorgvuldig beheerd wordt helpt om alles plannen uit te voeren
  13. Er is meer kans op succes als dat geld onvoorwaadelijk (zonder andere ‘agenda’s’) verstrekt wordt
  14. Politiek ‘commitment’ is cruciaal. Het voedselbeleid moet verankerd worden in het stedelijk beleid
  15. commitment van de verschillende politieke partijen is cruciaal voor succes op lastige terreinen en op een langere termijn .

p.s. een volgende keer bericht over  duitse ‘voedselraden’, waarin de bottom-up benadering gehuldigd wordt: de ‘civil society’ neemt het voortouw en gaat van meet af aan  uit van ‘lokaal en duurzaam’. Alleen bedrijven (en overheden) die die principes ook huldigen kunnen aansluiten.