‘Het mag niet van de ACM (Autoriteit Consument en Markt).’ Dwars tegen de publieke opinie in dwarsboomt de Autoriteit Consument en Markt afspraken voor meer dierenwelzijn, minder vervuiling, eerlijke lonen of minder bureaucratie. Wie is die oppermachtige, maar onbekende toezichthouder? Dit staat onder de kop ‘Doodsbang voor de marktmeester’, nog zo’n goed artikel in ‘de Groene’ van 5 januari. Hier enkele punten daaruit.
In de jaren 90, in het paarse decennium van privatisering, liberalisering en deregulering ontstonden de NMA (Nederlandse Mededingings-autoriteit), de OPTA (voor telecom) en de Consumentenautoreit. Zij gingen in 2013 samen in de ACM. Het was de tijd van het heilig geloof in de marktwerking. Maar markten functioneren niet uit zichzelf, de ‘onzichtbare hand’ van Adam Smith is een mythe. Er zijn regels en procedures nodig, waaronder het mededingingsrecht. Een marktmeester. De Europese Unie zette de bijl in de genoeglijke Nederlandse ons-kent-ons economie met een miljardenboete voor de bouwsector in 1990, en de Nederlandse regering kwam in beweging. Sluitstuk was de nieuwe Mededingingswet in 1997. Nederland werd het braafste jongetje van de mededingingsklas.
Tot grote frustratie van bijvoorbeeld hen die de banken duurzamer wilden maken. Het artikel beschrijft beeldend hoe dat proces gefrustreerd werd door de power point presentatie over het slechte nieuws waarmee de kartelwaakhond ACM langskwam bij de SER: het delen van vertrouwelijke informatie (over duurzaamheid) tussen banken was problematisch. Boetes dreigden. En afspreken om met een bepaalde klant geen zaken meer te doen komt neer op een boycot. Dat is verboden! Het resultaat werd een heel slap aftreksel van wat de NGO’s voor ogen hadden met hun plannen voor verduurzaming van de banken.
Ook de zzp-ers komen in conflict met de ACM. Zij willen hun beroerde positie verbeteren door collectief op te treden, maar dat mag niet. Hetzelfde geldt voor fysiotherapeuten en huisartsen. Ook boeren en telers vinden dat de toezichthouder hen als kleine producenten wel erg vaak moet hebben, van het zilveruien- tot het paprikakartel. Albert Jan Maat, voormalig LTO-voorzitter: ‘Supermarkten mogen steeds weer fuseren, zodat ze nog meer inkoopmacht krijgen. Maar als boeren willen samenwerken dan mag dat niet’.
De ACM zegt dat ze niet anders kan. ‘Vrijwel al onze beslissingen worden door de rechter getoetst. En wij checken altijd onze beslissingen in Brussel. Die kijken heel zuinigjes naar wat wij doen’.
Met zoveel getouwtrek op de vierkante centimeter hoeft het niet te verbazen dat er steeds meer stemmen opgaan om het mededingingsrecht veel radicaler op de schop te nemen. Het past in de tijdgeest. Marktwerking wordt nu steeds meer gezien als een politieke keuze. Dat betekent ook dat menselijke constructies kunnen worden aangepast. Een alternatief is dan: stop met polderen. De overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen en weer zelf wetten maken. Stel bijvoorbeeld een wet op met minimumeisen hoe kippen moeten kunnen leven, en het mededingingsrecht vormt geen enkel probleem meer.
Ook het eerste artikel in de ‘Genoeg is Beter’(ledenblad van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond) gaat over bovenstaande dilemma’s. Jacco Geurts van het CDA heeft onlangs in de Kamer gepleit voor een vergelijkbaar instrument als de ‘Adjudicator’ die men in het Verenigd Koninkrijk kent. Dit is een onafhankelijke instantie die zelfstandig onderzoek kan doen naar handelingen in de keten en die zo nodig corrigerend kan optreden. De ervaringen in het VK zijn tot nog toe positief met dit fenomeen. Bedrijven laten oneerlijke handelspraktijken wel uit hun hoofd als ze weten dat de Adjudicator een onderzoek wil instellen.
Dat zou de NAV ook wel willen. Maar liever nog kreeg de NAV de wettelijk vastgelegde en door de overheid gemonitorde mogelijkheid van het beheersen van het aanbod als belangrijkste instrument om de positie in de markt te versterken. Als je af mag spreken hoeveel je samen produceert heb je invloed op het prijsniveau van de markt.
Maar over een markt met spelregels voor de grote wereldmarktproducten als graan en suiker, is in de Kamer in het geheel niet gesproken. Er is een groot aantal moties ingediend waar uiteindelijk vrijwel niets van is aangenomen. Het antwoord van staatssecretaris Van Dam was ronduit teleurstellend. De staatssecretaris vindt het niet nodig om iets te doen op het terrein van de versterking van de positie van de boer en wacht af waar men vanuit de EU mee komt.
Er is nog wel heel wat nodig aan wetgeving voor er ook daadwerkelijk concrete maatregelen komen waardoor er werkelijk zicht komt op een situatie dat boeren een markt hebben met stabiele kostendekkende prijzen. De marktmeester ( = de Autoriteit Consument en Markt) is daarvoor alleen maar een sta-in-de-weg gebleken.