Kapitalisme x het klimaat: voorlopig nog 1-0. (Boekbespreking Naomi Klein)

Hier volgt een boekbespreking van Naomi Klein’s nieuwe boek: ‘No Time: Verander nu, voor het klimaat alles verandert’ De landbouw is slechts een klein onderdeel van haar verhaal ( maar een behartenswaardig onderdeel, zie ** ). Ook zij ook stelt dat de landbouw in de huidige opzet 30% van de CO2 uitstoot veroorzaakt.  Voor een engelstalige samenvatting van het boek (15 blz) zie: Klein: ‘This changes everything; capitalism versus the climate’. Hier de boek bespreking:

Naomi Klein: No Time Verander nu, voor het klimaat alles verandert.

Boekbespreking door G.Goverde-Lips

Er staat een vliegtuig op het vliegveld van Houston dat niet kan starten omdat de banden zijn weggezakt in het asfalt dat door het uitzonderlijk warme weer aan het smelten is. De passagiers moeten overstappen op een ander vliegtuig. O ironie:  dat verder vliegen leidt tot nog meer klimaatverandering. Dit is een van de vele anekdotes die Naomi Klein vertelt in haar nieuwe boek over het klimaat, en daardoor is het ondanks een flinke dosis informatie toch zeer leesbaar.

Een paar jaar geleden schreef ze ‘De Shock Doctrine’ * waarin ze haarfijn fileerde hoe de ‘Chicago Boys’ – economen van de universiteit van Chicago of hun volgelingen – veel landen tot het neoliberalisme brachten. Dat deden ze tijdens een kwetsbare periode zoals na een revolutie, tsunami of andere ramp, als de economie van een land op zijn gat lag en de leiders in shock waren en niet wisten waar te beginnen. Economen die al meer met dat bijltje gehakt hadden adviseerden dan: ‘Deze ramp is een mooie kans om de bezem door het land te halen: geef de ‘vrije jongens’ zoals projectontwikkelaars en bankiers vrij baan; ‘moderniseer’ en schort de milieu- of sociale wetgeving voorlopig maar op. De markt zal het wel oplossen’. Die ideologie kreeg in de jaren  80 een opzetje van politici als Thatcher en Reagan, waarna de hele wereld overstag ging.

 Tijdens het IDFA – het documentaire film festival in Amsterdam – draait de documentaire over dit vorige boek. Ter gelegenheid daarvan gaat Joris Luijendijk  28 november in debat met de schrijfster naar aanleiding van haar nieuwe boek ’No Time; verander nu voor het klimaat alles verandert’.

De lijn van ’De Shock Doctrine’ wordt doorgetrokken: ze wijst erop dat de ontwikkeling van de vrije markt ideologie en de klimaatverandering gelijk op gingen, en dat het vrije marktbeleid  als winnaar uit de bus kwam. Dat beleid is er de hoofdoorzaak dat de hoognodige ‘grote overgang’ naar een economie met minder uitstoot van CO2 er alsmaar niet van komt.

Zo vond in 1992  de UN conferentie in Rio de Janeiro plaats waar afgesproken werd dat het moest blijven bij 2 graden opwarming. Vrijblijvend: er stond geen straf op het niet uitvoeren van het voornemen. Bijna tegelijkertijd, in 1993, werd het eerste vrijhandelsverdrag gesloten: NAFTA tussen Amerika, Canada en Mexico, en in 1994 werd de WHO (Wereld Handels Organisatie) opgericht, en zo noemt ze nog een paar parallellen in de daaropvolgende jaren. Aan die handelsovereenkomsten zijn echter WEL sancties verbonden: bedrijven kunnen landen voor een gerecht dagen als ze vinden dat ze belemmerd worden door eisen op het gebied van milieu en gezondheid en sociale wetgeving. Er worden nu meer zaken door bedrijven aanhangig gemaakt dan ooit tevoren. Vaak betreft het energiekwesties en vaak delven de regeringen het onderspit. Van de drie miljard compensatie die al door regeringen aan bedrijven is betaald betreft het voor 85% betalingen aan brandstoffen- en energiebedrijven en mijnen.

Zo komt het volgens haar dat het klimaat nu echt in gevaar komt. In 1992 werd in Rio (vrijblijvend) afgesproken dat de temperatuurverhoging tot 2 graden beperkt zou blijven. We staan nu met zijn allen op bijna 1 graad verhoging, maar nu gaat het snel omhoog. Als we vanaf Rio 2% minder CO2 per jaar hadden uitgestoten hadden we op ons gemak aan energiebesparing en de overschakeling naar hernieuwbare energie kunnen wennen. Nu gaat de uitstoot zo snel omhoog  dat de Wereldbank al spreekt van 4 graden opwarming en anderen zelfs van gemiddeld 6 graden hogere temperaturen; dan zijn de gevolgen niet te overzien. Nu moeten rijke landen om het bij 2 graden opwarming te houden de uitstoot onmiddellijk met 8-10 % per jaar gaan beperken. Eigenlijk hebben we nog maar tot 2017, daarna mogen er echt geen centrales en vervuilende fabrieken meer bij komen, anders gaat het te hard. De fossiele brandstoffen moeten we in de grond laten zitten.

Klein heeft een boek over klimaatverandering willen schrijven voor mensen die geen boeken lezen over klimaatverandering. Ze doet haar best de vrees voor een naderende ramp in evenwicht te houden met hoop op verandering.  Naomi Klein is diep verontrust en alle aspecten van de kwestie worden belicht; de puzzelstukjes vallen in elkaar. Door scherpe oneliners en hemeltergende of ontroerende verhalen blijft het boek van begin tot eind boeiend. Alles is degelijk onderbouwd met vele verwijzingen naar wetenschappelijke publicaties. Of de trage voortgang in de aanpak van het klimaatprobleem geheel op het conto van ‘de grote bedrijven’ kan worden geschreven? Nee, maar ze hebben zoveel macht dat ze een stevige ruk aan het stuur kunnen geven.

Hoe gaan we ervoor zorgen dat de toekomstige generaties hier niet wegsmelten of wegspoelen? Na haar economische analyse beschrijft ze met de nodige humor in het middenstuk van haar boek hoe hoop op ‘redders’ tevergeefs is. Sommige grote milieu-organisaties zijn te nauw verweven met olie- of landbouwbedrijven. Miljardairs zoals Richard Branson van de luchtvaartmaatschappij ‘Virgin’ beloven meer dan ze waarmaken. Nieuwe technieken dan, waar ingenieurs zo graag over speculeren? Bijvoorbeeld door middel van helium-ballonnen sulfaat de atmosfeer in blazen, als een soort verduisteringsgordijn? Onverantwoord riskant, zo toont Klein aan, want het kan tot allerlei onbedoelde effecten leiden.

De hersenspinsels over rijke redders of knappe ingenieurs leiden ons af van wat écht moet gebeuren: consuminderen, energiebesparende maatregelen nemen, alleen nog hernieuwbare energie gebruiken, en  tegelijkertijd toewerken naar een meer lokale economie, een andere landbouw, en een eerlijker verdeling, vooral wereldwijd. Een andere economie dus. Dat gaat niemand voor ons doen, de grote bedrijven niet want daar kunnen ze geen winst uit halen, en de regeringen niet want die lopen vaak aan de leiband van de bedrijven. Klein vestigt haar hoop op ons, de burgers.

Er is al veel  verzet in ‘blockadia’ (samenvoeging van ‘blokkade’ en ‘utopie’) tegen de oliemaatschappijen. Die zijn nu bezig met nog vervuilender ontginningen, alsof ze de oven nog eens lekker willen opstoken. Dat  betreft ‘fracking’ naar gas, en de vieze ontginning van teerzanden in Canada, en het gevaarlijke boren op grote diepte aan de Noordpool. Vooral als je huis begint te verzakken in Groningen of als die pijplijn zoals van de teerzanden in Alberta, Canada naar Louisiana bijna onder je stoep door gaat komen we wel in actie. En dan bieden de oude verdragen van inheemse volkeren in Canada bijvoorbeeld nog uitkomst: de Canadezen zijn blij dat ze daar nog een beroep op kunnen doen om hun natuur te beschermen. In ontwikkelde landen zijn het vaak steden en dorpen die meer ruggengraat tonen dan de landelijke overheid. Er zijn links en rechts al aardige successen behaald.

Wat voor de schrijfster ook een aanleiding was om aan dit boek te gaan werken was het feit dat Klein in verwachting raakte – ja, toch maar wel, op de valreep, ondanks de sombere klimaat-vooruitzichten, want er zijn ook hoopvolle tekenen. Maar zo gemakkelijk ging dat niet. Dat wordt verweven met haar ervaringen tijdens de opruimactie in het zuiden van de V.S. na olievervuiling door Deep Sea Horizon. De aarde raakt niet alleen vervuild; het herstellende vermogen van de aarde verzwakt. Over enkele jaren zullen er in die omgeving geen vissen en schaaldieren meer zijn: de jonge larven hebben dat jaar van de olieramp niet overleefd.

Naomi Klein kreeg wel een gezonde zoon; des te meer reden om de strijd aan te gaan. Want het is nog niet te laat. Wel moeten we allemaal ons steentje bijdragen in deze belangrijke jaren.

De toekomstige generaties kunnen vragen: ‘De geschiedenis klopte op je deur. Heb je open gedaan?’

Dat is een goede vraag voor ons allemaal. Daarmee beëindigt Naomi Klein haar boek.
Bespreking door Greet Goverde, november 2014

====================================================================================

* voor een (engelstalige) samenvatting van The Shock Doctrine zie The Shock Doctrine, summary

* * wat de landbouw betreft ziet Klein heil in de agro-ecologie en haalt ze in hoofdstuk 4 mensen aan als Vandana Shiva en Olivier de Schutter (zie voo hun speeches in Wageningen, feb. 2014, www.voedselanders.nl). In het voorlaatste hoofdstuk, engelse titel ’the Right to Regenerate’ brengt Klein een bezoek aan the Land Insitute, Salina, Kansas, ‘one of the most excitingliving Laboratories for agro-ecological farming methods’. Ze experimenteren daar met meerjarige granen. In nov. 2014 houden ze daarover een internationale conferentie, volgens de website: www.landinstitute.org Hier een stukje over the Land Insittute in de engelstalige samenvatting van het boek: But when humans started planting single crops that needed to be replanted year after year, the problem of fertility loss began. The way industrial agriculture deals with this problem is well known: irrigate heavily and lay on the chemicals, both to fertilise and to ward off pests and weeds, even if these chemicals have been linked to health problems for humans and animals (bees).

Wes Jackson and his colleagues at the Land institute are breeding perennial (meerjarige) varieties of wheat, wheatgrass, sorghum and sunflowers that do not need to be replanted every year, just like the tall grasses that dominated the prairie at one time. ‘We envision an agriculture that not only protects irreplaceable soil, but lessens our dependence on fossil fuels and damaging synthetic chemicals.’ And it is beginning to work. When she returned a year later during a severe drought period they were selling the first batch of flour made from perennial wheatgrass and the Land Institute sorghum field was the only green patch for miles around.