Na het wegvallen van de melkquota ontstond in Nederland een ingewikkeld proces om de melkproductie in Nederland binnen wettelijke kaders te borgen. Dat proces is nu bijna afgerond. Conclusie: de boer wordt er financieel kwetsbaarder van en het aantal bedrijven zal verder teruglopen.
1. Lastenverzwaring
De zaak is er aanmerkelijk ingewikkelder door geworden. Eén beperking (melkquota) is ingewisseld voor drie nieuwe beperkingen. ( De Melkveewet verplicht mestverwerken bij uitbreiding van de veestapel; ‘Grondgebondenheid’ regelt dat een boer een fosfaatoverschot van meer dan 50 kg/ha mag hebben; fosfaatrechten kunnen verhandeld worden.)
De fosfaatrechtenregeling is duidelijk een lastenverzwaring. En als de zuivelindustrie straks melkveebedrijven ook nog verplicht om de Kringloopwijzer te gaan gebruiken, is dat opnieuw een lastenverzwaring. Dit alles terwijl een kwart van de bedrijven volledig grondgebonden is, en meer dan driekwart van de bedrijven slechts beperkt wilde groeien. Die bedrijven hebben part noch deel aan de explosieve overschrijding van het fosfaatplafond die nu een systeem van fosfaatrechten noodzakelijk maken..
Een klein deel van de melkveehouders echter heeft sinds december 2013 zijn bedrijf sterk uitgebreid en is daarmee in belangrijke mate verantwoordelijk voor de huidige overschrijding van het fosfaatplafond. Maar juist zij worden door het stellen van de peildatum op 2 juli 2015 daarvoor beloond en het grootste deel van de melkveehouders is daarvan de dupe. (DE NMV wilde het jaar 2013 als uitganspunt nemen)
2. Kostprijsverhoging
Het einde van de quotering zou melkveehouders verlossen van onnodige kosten voor productierechten. Dat zou ten goede komen aan hun inkomen en de duurzaamheid van bedrijven. Helaas, fosfaatrechten worden vrij verhandelbaar en dus komen die kosten weer terug.
In deze dynamische sector treedt daardoor opnieuw verlamming op. Stoppende melkveehouders varen wel bij de handel in fosfaatrechten, maar jonge melkveehouders die bedrijven willen voortzetten, moeten zich (nog) zwaarder in de schulden steken. Daarmee worden Nederlandse melkveehouders internationaal in een nadelige concurrentiepositie geplaatst.
Stoppers gaan rentenieren en groeiers steken zich zwaar in de schulden.
Melkveehouders mogen hun bedrijf intensiveren tot een mestoverschot van meer dan 50 kg fosfaat per ha., en aantonen met een zelf ontwikkeld administratiesysteem (Kringloopwijzer) dat zij binnen hun ‘bedrijfsfosfaatplafond’ blijven. Daarmee zorgt dit beleid voor een sterke driver om te intensiveren en om koste wat het kost te voorkomen dat de overheid constateert dat het ‘bedrijfsfosfaatplafond’ wordt overschreden. Creatief boekhouden wordt het credo van de melkveehouderij en veel melkveehouders zijn daar goed in.
De NMV onderschrijft de noodzaak om maatregelen te nemen die de fosfaatproductie op individuele melkveehouderijbedrijven omlaag brengen. De NMV verzet zich echter tegen het verplicht stellen van de Kringloopwijzer voor alle bedrijven. De Kringloopwijzer is vooral een managementinstrument. Juist extensieve bedrijven, die geen bijdrage leveren aan het mestoverschot worden door deze verplichting op extra kosten en administratieve lasten gejaagd, en kunnen er vaak onvoldoende voordeel mee behalen.
De NMV is positief over het gebruik van de Kringloopwijzer, maar dan wel op vrijwillige basis. Bedrijven moeten zelf de afweging kunnen maken omtrent het gebruik. De NMV is van mening dat het verplicht stellen van de Kringloopwijzer het overschrijden van het fosfaatplafond in 2015 niet zal kunnen voorkomen.
4. Tweedeling: industrieel of biologisch
Melkveehouders zullen door het nieuwe beleid meegaan met de mainstream van intensiveren, mechaniseren en automatiseren, met als gevolg een kaalslag van het Nederlandse weidelandschap. Door druk vanuit de – aan deze ontwikkeling verdienende – periferie van accountants, voerindustrie, banken en mesthandelaren en -verwerkers zal het grootste deel van de melkveehouders deze weg gaan. Slechts een klein deel kiest zijn eigen pad en richt zich blijvend op zijn omgeving; de wensen van burgers en consumenten. Wellicht dat een biologische bedrijfsvoering voor veel van hen economisch aantrekkelijk zal zijn.
Het huidige overheidsbeleid leidt zodoende tot een scherpe tweedeling van de melkveehouderij. Een ‘industriële’ melkveehouderij op 20% van de bedrijven die meer dan 80% van de melk produceert en extensieve en/of biologische bedrijven met 20% van de melkproductie. Het segment daartussen verdwijnt in verhoogd tempo. Stoppers gaan rentenieren en groeiers steken zich zwaar in de schulden. Zij worden steeds afhankelijker van de voer- en mestmarkt, en kwetsbaarder voor schommelingen in de melkprijs.
(met dank aan www.foodlog.nl, voor een artikel door Frits van der Schans, melkveehouderijspecialist van CLM ) Voor het volledige artikel zie Melkveewet en fosfaatplafond maken de boer kwetsbaarder. Er is ook geciteerd uit het ledenblad van de NMV.