NMV over het Jaar van de Gezinsbedrijven (2014)

De FAO/VN gaven een belangrijk politiek signaal door 2014 uit te roepen tot jaar van het familiebedrijf. Dat speelt een belangrijke rol in de voedselvoorzieningen bestrijding van honger en armoede. Moet de overheid dan het voortbestaan van het gezinsbedrijf actief bevorderen? Daarover werd gediscussieerd op het NMV symposium op 12 maart.

Het gezinsbedrijf

Jan Douwe van der Ploeg, hoogleraar Rurale Sociologie aan Wageningen UR, ziet het gezinsbedrijf als een vorm van verzet Door druk van buitenaf, van marktpartijen,banken en consumenten komt het gezinsbedrijf steeds meer in de knel. Het gezinsbedrijf wordt uitgehold. Hij liet een fraaie illustratie zien van Zuid Amerikaans boeren die door de (over)macht van financiers en de invloed van consumenten volledig worden overschaduwd en letterlijk onzichtbaar worden.

Vervolgens vergeleek hij de werkwijze van het gezinsbedrijf (boerenlandbouw) met ondernemerslandbouw. Het basisprincipe is gelijk; er gaan hulpmiddelen in die worden omgezet in producten. Deze producten worden weer afgevoerd. Ondernemerslandbouw gebruikt veel financieel kapitaal van buiten. Boerenlandbouw gebruikt eigen hulpbronnen en voegt ecologisch kapitaal toe door te werken met de natuur, nevenactiviteiten te ontplooien en samen te werken.

Een rekenvoorbeeld uit de melkveehouderij liet haarscherp zien wat er kan gebeuren als een bedrijf te zeer afhankelijk is van technologie en kapitaal van buiten. Bij een dalende melkprijs was het hoogtechnologische bedrijf niet meer in staat uit de kosten te komen; het stond ‘onder water.Het gezinsbedrijf had voldoende veerkracht om het hoofd boven water te houden. Dit was niet zomaar een voorbeeld. In een markt met stabiele marktprijzen kun je best het risico aangaan veel kapitaal van buiten te investeren in technologie. Maar de realiteit is anders, vroeg of laat gaat de marktprijs weer dalen. Schaalvergroting en veel technologie maken een bedrijf kwetsbaar. Juist een goed uitgebalanceerd (gezins) bedrijf, dat voorzichtig is uitgebouwd en inkomsten haalt uit meerdere activiteiten staat in zo’n situatie sterk.

De economie van het gezinsbedrijf

Als econoom kijkt Krijn Poppe, onderzoeker van het Landbouw Economisch Instituut, weer anders naar het fenomeen gezinsbedrijf dan de socioloog van der Ploeg. Hij richt zich vooral op de productiefactoren arbeid en kapitaal. Deze worden door een gezinsbedrijf vooral uit het gezin gehaald. Dit is goedkoper dan uit de markt te halen en levert voor het bedrijf meer op. Rendementen op gezinsbedrijven liggen wel lager, maar dat wordt geaccepteerd. Het belangrijkste kenmerk, de besluitvorming aan de keukentafel, is gebleven. Krijn Poppe vergeleek het ondernemersbdrijf met plantages, waar juist arbeid en kapitaal van buiten wordt gehaald. Hierdoor vindt er specialisatie in functies (arbeider, manager, investeerder) plaats. Op een gezinsbedrijf combineert de boer al deze functies zelf.

Krijn Poppe denkt dan ook dat het principe van een gezinsbedrijf als één bedrijf op één locatie met één ondernemer en één gezin is achterhaald. Bedrijven zullen zich gaan ontwikkelen naar meerdere vestigingen als gevolg van schaalvergroting en ruimtelijk ordeningsproblematiek. En er zaql meer specialisatie komen

Gezinsbedrijven gedijen bij een goede ondersteuning structuur, het zogenaamde OVO-drieluik met steun van onderzoek, voorlichting en overheid. Maar dat wordt juist ondermijnd; de productschappen zijn al opgeheven. En hij ziet nog meer ongunstige trends voor het gezinsbedrijf. Jonge boeren zijn steeds hoger opgeleid en willen een inkomen dat past bij hun opleidingsniveau.  Ze kiezen voor schaalvergroting. Hij ziet het Nederlandse gezinsbedrijf zich dan ook ontwikkelen naar een agrarische familieonderneming.

verhaal uit de praktijk van Geert Kroes

Na de wetenschappelijke theorie, het verhaal uit de praktijk van Geert Kroes. Hij beschrijft de genoegens van het wonen op een boerenerf, op een A-locatie, lekker buiten met veel ruimte. Dat wil je als boer graag zo houden. Vroeger werkte ieder gezinslid mee op de boerderij onder het motto ‘je eet van de pot, dan moet je er ook wat voor doen’. Nu zijn de bedrijven groter, maar gezinsarbeid is niet meegegroeid. Oudere generaties helpen noodgedwongen op de boerderij. Voor de toekomst zal een keuze gemaakt moeten worden; doorgroeien of continuering. Ondoordacht doorgroeien kan leiden tot situaties zoals in Groot Brittannië en Denemarken waar al bedrijven omvallen. Continueren betekent duurzaam, op eigen kracht verder groeien. Weliswaar met een lager rendement, maar ook minder risico’s.

Doorgroeien of continueren? Discussie

De keuze is aan ieder bedrijf afzonderlijk; in de discussie bleek dat eenduidige antwoorden niet te geven zijn. Automatisering kan helpen. Of een megabedrijf slecht is voor de sector is ook maar de vraag. De burger wil graag koeien in de wei zien, of er ’s winters 80 of 200 koeien op stal staan maakt hem niet veel uit. 

Schaalgrootte speelt wel een rol bij bedrijfsovername. Een potentiele opvolger is kansloos als hij of zij voor het bedrijf moet betalen wat het waard is. De overige gezinsleden moeten hem of haar het bedrijf gunnen. Of er moet worden gekozen voor een geheel andere bedrijfsvorm zoals bijv. een BV met een directeur.Over een ding waren alle aanwezige het eens; het gezinsbedrijf en dan met name een melkveebedrijf is en blijft de wortel van de agrarische sector.

Tot slot een van de aanwezigen:

Ik ben melkveehouder en wil mijn inkomen verdienen met het melken van koeien. Nevenactiviteiten zijn aan mij niet besteed. Nu zie ik in dat als je voorzichtig en met beleid je bedrijf verder ontwikkelt, je er ook komt. Je moet wel datgene doen waar je goed in bent.

Bon: ‘Koebont’, dledenblad van de Nederlandse Melk veehouders Vakbond