In een artikel in The New Republic beschrijft Jason Zengerle wat de Obama jaren voor de voedselbeweging en de landbouw betekend hebben. 7 jaar geleden kwam hij tijdens zijn campagne op de Van Fossen boerderij in Iowa. Hij gaf toe dat hij in Chicago eigenlijk alleen maar eekhoorns had gezien, maar dat hij wel wist dat de boeren steeds lagere prijzen kregen. Terwijl, zo zei hij ‘Je wil niet weten wat de rucola tegenwoordig kost in Chicago’. Dat werd een standaard grap in de media: hier sprak iemand uit de elite. Tijdens dezelfde campagne liet jij ergens in Pennsylvania liet hij zijn wafels – met – worstjes ontbijt staan. ‘Dit is iemand die zo snel mogelijk terug wil naar zijn biologische roerei’, schreef een journaliste.
Maar hij beloofde etiketten verplicht te stellen waarop GMO’s en land van herkomst vermeld werden, en hij beloofde hulp voor biologische producten, en hij liet de naam van Michael Pollan, voorman van de voedsel-beweging vallen. ‘De goedkope olie leidt tot monocultures’ zei hij zelfs. Sommige ‘foodies’ benoemden hem tot ‘Farmer In Chief’.
Behalve enige symboliek zoals de moestuin in de achtertuin is er niet veel van gekomen. Hij heeft de sterkte van de tegenstander onderschat. Er werd voorgesteld om het ‘States Department of Agriculture’ te hernoemen tot ‘Department of Food’ om te symboliseren dat Amerika afstand ging nemen van ‘factory food’, maar dat gebeurde niet. Hij stelde daarentegen een oude maat, Vilsack, aan als landbouwminister, die als vroegere gouverneur van Iowa sterke banden had met de agribusiness. Die leek aanvankelijk ‘Big Food’ aan te gaan pakken. In juni 2010 droeg hij ‘regulators’ van de ‘Grain Inspection, Packers and Stockyards Administration (GIPSA)’, een afdeling van het departement vergelijkbaar met een voedsel- en waren autoriteit, op om regels op te stellen voor grote bedrijven, zodat er een gelijk speelveld voor de producenten/boeren zou ontstaan. Maardat ging niet door dankzij de lobbyisten van de agribusiness, en daarna protesten tegen mogelijk banenverlies en hogere prijzen door ‘civil society (door de agribusiness opgetrommeld). De voorstellen werden afgezwakt en daarna in het congres vakkundig afgeserveerd.
Voor meer info over de vleesindustrie noemt de schrijver het boek: The Meat Racket: The Secret Takeover of America’s Food Business. De onderzoeksjouranlist Leonard beschrijft daarin een systeem dat boeren door steeds lagere aan de rand van faillissement brengt , en steeds hogere prijzen berekent aan de consumenten. Veertig jaar geleden produceerden 36 bedrijven de helft van het kippenvlees voor de Amerikanen, nu zijn het er nog maar 3, en die hebben de hele keten in handen. ‘Het industriële systeem heeft zich tegen ons allen gekeerd’
Daarna volgden alleen maar meer teleurstellingen, zoals w.b. de voorstellen tot beperking van het areaal GMO-alfalfa (Monsanto zorgde ervoor dat de alfalfa teelt geheel gedereguleerd werd) , minder antibiotica voor vee ( werd uiteindelijk een vrijwillige maatregel) , etiketten die GMO’s vermelden (ook vrijwillig). Naast deze nieuwe voorstellen die het niet haalden werden zelfs bestaande regels versoepeld: verwerking kippen van 145 per minuut naar 170 per minuut, veiligheidsinspecteurs per pluimvee- ‘lijn’ van 4 naar 1, etc. Kortom: status quo, en ‘agribusiness as usual’.
MIchelle Obama richtte zich aanvankelijk in haar strijd tegen vetzucht van kinderen tegen de voedselbedrijven, maar daarna ging ze met hen samenwerken en later verlegde ze haar strijd van ‘beter voedsel’ naar ‘meer beweging’. Wel heeft ze e.e.a. bereikt wat betreft schoolmaaltijden.
Kortom, de voedselbeweging is teleurgesteld. Alsof ze 15 jaar lang een rotsblok naar boven hebben geduwd wat hen dan uit handen glijdt en naar beneden rolt. Het zou niet zo’n teleurstelling zijn geweest als ze niet zo dicht bij een verandering waren gekomen.
Aldus Jason Zengerle in The new republic, zie New Republic, met dank aan Joris Lohman voor de tip.