Hoe komt het toch dat goede plannen voor de Nederlandse landbouw totaal geen weerklank vinden? Wie of wat houdt ze tegen? Welke belangen spelen er eigenlijk? Kijk naar het volgende filmpje (45 minuten): een gesprek van Dick Veerman (‘Foodlog’) met Sieta van keimpema (Dutch Dairymen Board) en Jan Douwe van der Ploeg (tot voor kort hooglereaar Rurale Sociologie in Wageningen.)
Enkele uitspraken:
S: Sinds het quotum eraf is is de melkprijs voor de boeren gezakt, maar de anderen in de keten (toeleveranciers, verwerkers, de laatste jaren ook de supermarkten, etc.) verdienen obsceen veel; hoge winsten die niet uitgekeerd worden aan de boeren. De zuivelindustrie werd een NV en de leiding heeft ervoor gezorgd dat de coöperatieve structuur uit elkaar is getrokken. Boeren hebben geen enkele invloed meer. De zuivelindustrie wordt geleid door sterke CEO’s die een bonus krijgen op meer volume, en een zwak (boeren) bestuur
DV: kun je er ook namen bij noemen? Jazeker, Olijslager in de jaren 90 heeft het proces ingeleid, die zei ook zelf dat hij niet zoveel met boeren heeft, net als onze huidige staatssecretaris (die heeft het teruggenomen). Aalt Dijkhuizen kwam vanuit het bedrijfsleven naar Wageningen , nu heeft hij een functie bij de ’topsectoren’: alles gericht op winsten in het buitenland. En zo zijn er meer. Men circuleert, er is sociale cohesie, het is een groep die op dezelfde manier kijkt. Die komen voortdurend bijeen om te overleggen. Vroeger moest men zorgen voor een zo hoog mogelijke prijs voor onze boeren op de wereldmarkt, nu koopt men voor een zo laag mogelijke prijs in op de wereldmarkt, en gaat dat dan verder verkopen, bijvoorbeeld in Nigeria. Van melkpoeder worden weer melkproducten gemaakt. Dat mag in Europa niet maar wordt elders niet gecontroleerd. De grootste tegenstanders van herkomstlabels op producten zitten in het bedrijfsleven. De agribusiness heeft een sterke lobby, ze zitten steeds met de minister om de tafel.
JD vd P: De LTO heeft in de jaren 90 gezegd: ‘wij zijn er voor de boeren die toekomst hebben’. D.w.z. de grote, hoogtechnologische bedrijven. DAt was een opmslagpunt. Maar dat zijn nu de zwakke bedrijven, omdat de sector in crisis is geraakt. De grote boeren hebben betaalde arbeid nodig, hebben te hoge schulden, lopen tegen het fosfaatplafond aan – dat had men er niet bij gezegd, dat men tegen milieugrenzen aan zou lopen. Maar ze mogen van de bank de aflossing stilzetten, zelfs de rente stilzetten, terwijl de kleinere bedrijven geen steun kunnen krijgen. Dat is toch geen marktwerking? De Nieuw Zeelanders klagen over die steun aan de grote boeren hier. Als het misgaat gaat de RABO de overheid om steun vragen. Die krijgen ze altijd: ze kunnen gratis geld lenen, en dat dan weer uitlenen tegen rente. Win-win voor hen, lose-lose voor de burger.
Nadat het quotum is afgeschaft zijn we 3 miljoen liter méér gaan melken – exact wat er nu opgeslagen ligt in de Europese pakhuizen. 50% van het overschot komt uit Nederland en Ierland.
DV: Wie zijn die organisaties die steeds pleiten voor vergroten?
JD en Sieta: Het ministerie, de RABO bank, de zuivelindustrie en de grote boeren (vertegenwoordigd door de LTO), die hebben het neoliberale model omarmd. ‘Wij moeten tot de 10 grootsten horen’ is afgesproken. Dat leidde bij VION tot een ramp: men ging Engelse bedrijven opkopen en moest die later met veel verlies weer verkopen.
De glastuinbouw is al onderuit, nu is de varkenssector aan het omvallen, de melkveehouderij zou de volgende sector kunnen zijn.
De Nederlandse landbouw is steeds minder belangrijk voor de voedselindustrie. ‘Laat maar waaien, als het misgaat kopen we het elders in’. En het is hier ook te duur: grond, arbeid, milieurechten etc.: een hoge kostprijs; elders is het goedkoper. Het is een handel in grondstoffen geworden. Onze landbouw dat is eigenlijk de haven van Rotterdam.
Daarnaast is de handel in aan de landbouw gerelateerde producten belangrijk: stal-ontwerpen, kassenbouwers, diergeneeskunde, uitgangsmateriaal (zaad, pootaardappelen etc.). Dat is een markt van 8 miljard en die blijft maar groeien. We exporteren mega-bedrijven en die moet je in de etalage kunnen zetten, dus de grote boerenbedrijven worden gestimuleerd en ondersteund.
DV: Wat is het alternatief? De vacature van LTO-voorzitter is vacant, wat zou jij op die plek voor beleid voeren?
Sieta: Daar kun je niks doen. Er zitten teveel mensen daar die op de huidige weg door willen gaan.
Jan Douwe: Er is wel een oplossing: kwaliteitslandbouw voor West-Europa; minder exporteren en importeren. Laat maar zitten, die wereldmarkt. De landbouw extensiveren is beter voor de betrokkenen en voor het milieu. We kunnen de hoeveelheid reguleren, waar Sieta en de Dutch Darymen Board een plan voor hebben klaarliggen wat betreft de zuivel. Echte coöperatieve organisaties in de steigers zetten. Deze dingen zijn door de Raad voor het Landelijk Gebied in de jaren 90 al op tafel gelegd, maar dat liep telkens stuk op onwil binnen het ministerie van landbouw en de LTO, behoudens wat lippendienst. Jan Douwe kreeg zelfs op een moment van Tjibbe Joustra te horen: ‘jij komt het ministerie niet meer in’.
DV: ls het een gesloten wereld, met een soort omertà (geheimhoudingsplicht binnen de maffia)? JD: maar daar hoort ook altijd een ‘cupola’ bij: de top waar de ‘bosses’ zitten, die het voor het zeggen hebben.