‘Onder het mom van ‘modernisering’ en ‘globalisering’ zijn alternatieven voor de grootschalige en commerciële monocultuur-landbouw de laatste decennia steeds terzijde geschoven. Maar die alternatieven zijn er wél. En waarom zouden die alternatieven zich nog moeten bewijzen? Kleinschalige gezinsbedrijven voeden juist de wereld: zij produceren voedsel voor 70% van de wereldbevolking, hoewel ze wereldwijd slechts 25% van de landbouwgrond hebben. Bovendien is de zogenaamde efficiëntie van de grootschalige landbouw niet houdbaar als je daar de kosten voor energie en subsidies in verdisconteert…….’
Aldus het ‘paper’ “Positive Investment Alternatives to Large-scale Land Acquisitions or leases” (26 blz) door Sylvia Kay, van het Tansnational Institue in Amsterdam. Greet Goverde (platform ABC) maakte er een nederlandse samenvatting van (6 blz), die in de ‘Leeshoek’ te vinden is, zie Positieve alternatieven voor ‘land grabbing’
Korte inhoud;
1. INLEIDING
2. CASE-STUDIES over POSITIEVE ALTERNATIEVEN
2.1 Grond(bezit) en inkomen uit landbouw Boeren investeren en innoveren constant vanwege veranderende landbouwpraktijken, ze zijn dus geen achterblijvers of ‘anti-modern’. Een positief voorbeeld is Zimbabwe en een negatief voorbeeld is Kenya.
2.1. a. Zimbabwe: er zijn ook succesvolle landhervormingen
2.1.b. Herdersvolken en agrarische veranderingen in de Tana Delta in Kenya.
2.2 Agro-ecologie en het ‘kleine boeren principe’ Het ‘kleine boeren principe’, of ‘de kleine boeren pedagogiek’ betreft het vermogen van kleine boeren om lokale kennis te mobiliseren, door te geven en er ecologisch, sociaal en cultureel hun voordeel mee te doen. .Het is een ‘ “boeren-weg” naar ontwikkeling’ gebaseerd op de principes van voedselsoevereiniteit. Een voorbeeld van deze door boeren gestuurde ontwikkeling is de agro-ecologische beweging. Vijf principes zijn hiervoor belangrijk: 1. recycling van biomassa en een kringloop van voedingsstoffen, 2. een gunstig bodemklimaat scheppen door de toename van organische stof, 3. het microklimaat beheersen door zonlicht en water retentie en door bodembedekking, 4. biodiversiteit bevorderen, 5. biologische interactie bevorderen en gebruik van pesticiden minimaliseren. Het is een lokaal gebonden systeem gebaseerd op lokale kennis, wat een verschil is met bijvoorbeeld biologische landbouw die andere inputs gebruikt dan de gangbare landbouw maar minder lokaal gebonden is. Twee voorbeelden van agro-ecologie:
2.2. a. Agro-bosbouw in Zuidelijk Afrika: succesvol in Malawi
2.2.b De succesvolle campesino-a-campesino beweging in Cuba
2.3. Alternatieve voedselnetwerken en nieuwe ‘nesten van markten’. Kortere ketens, autonoom beheer, en wederkerigheid en onderling begrip kenmerken deze systemen. (De term ‘nested markets’ betreft een groep dorpen die wel onderling handelen maar nauwelijks met de grootschalige retail handel drijven. Vaak is een dorp gespecialiseerd in een product of ambacht dat de andere dorpen ook kunnen gebruiken. ) Twee voorbeelden:
2.3.a: Community supported agriculture in Europa. (consumenten helpen de boeren aan een stabiel inkomen door bestellingen te plaatsen of contracten af te sluiten die een heel seizoen beslaan), groentenpakketten, boerenmarkten etc.
2.3.b. Brazilië. (zowel negatieve als positieve ontwikkelingen) 2.4 Het ‘Inclusieve’ zakelijke model
2.4 Het ‘Inclusieve’ zakelijke model. is het ook mogelijk bij investeringen door grote investeerders rekening te houden met de rechten, belangen en het potentieel van kleinschalige landbouw? Hier volgen drie voorbeelden van ‘inclusieve’ investeringen.
2.4.a.: Contract farming. (wisselend succes)
2.4.b: Het hybride zakelijke model: Kuapa Kokoo in Ghana (FaIR Trade cacao) (redelijk succesvol)
2.4.c. ‘Joint ventures (tussen grote investeerders en plaatsleijke bevoling) in Zuid Afrika. (zelden succesvol)
3. CONCLUSIE