Dat is vrij vertaald de titel van een boek door de engelse onderzoeksjournaliste Joanna Blythman , verbonden aan The Guardian. In een artikel in The Guardian beschrijft ze hoe ze in 2013 in de Festhalle Messe in Frankfurt incognito op de driedaagse jaarlijkse beurs voor voedselingrediënten rondloopt. Dat is een beurs voor de leveranciers en kopers van voedsel-ingrediënten. In 2011 kwamen er in Parijs 23.000 mensen op af. De beurs is alleen toegankelijk voor mensen die in de voedselindustrie werken; ‘ik gebruikte een vervalste ID. ‘
Hier werd weinig eetbaars aangeboden. Een bakker bood hart- en ruitvormige cakejes aan die niet van eieren, boter of room gemaakt waren maar van aardappelzetmeel – lekker goedkoop. De reklame voor ‘een met enzymes gemodifieerde botersmaak die 400 keer zo intens is als boter ‘ vat het allemaal samen met de slogan ‘Als de technologie de natuur ontmoet, kun je besparen’.
De stands van de fabrikanten zagen eruit als kunstige installaties. In glanzende verlichte glazen stellingen stonden grote flessen met lichtgevende inhoud en raadselachtige labels ‘soja-proteïne met textuur: kleur van ham’ stond er op eentje. Tomatensaus die niet uit een plastic bakje mag lekken en toch moet glanzen, ook na een paar dagen in de koelkast, werd aangeprezen als ‘Microlys®, … een goedkoop zetmeel, glad door grote viscositeit’, of Pulpiz™, Tate & Lyle’s tomatenpasta verdunner’; gebaseerd op gemodificeerd zetmeel lijkt het op tomatenpasta maar er zit maar 25% tomatenpasta in.
We eten dit allemaal omdat de ingediënten niet op het etiket hoeven te staan, of omdat ‘mol-woorden’ zoals ‘bloem’ en ‘proteïne’, royaal gelardeerd met ‘natuurlijk’, de samenstelling verdoezelen. En we weten niet wat dat nieuwe voedsel betekent voor onze gezondheid. Een schrikbarende 60%van de Britse bevolking is te zwaar, een kwart is obees. Er zijn verschillende redenen om dit toe te schrijven aan fabrieksvoedsel. Fabrikanten combineren ingrediënten die niet in ‘natuurlijk’ voedsel voorkomen, vooral de drie-eenheid suiker, fabrieksmatig samengesteld vet en zout, allemaal in licht verteerbare, geraffineerde vorm zonder voedingsstoffen. De aanbevolen hoeveelheden zijn gebaseerd op statistische aannames die aangeleverd worden door de bedrijven zelf.
Fabrieksvoedsel bevat vaak chemische stoffen die giftige eigenschappen hebben, maar er wordt ons verzekerd dat dit in kleine hoeveelheden geen kwaad kan. Die stoffen waren echter nooit bedoeld om te eten, en bovendien worden wij heden ten dage van alle kanten aan chemische stoffen blootgesteld: in het verkeer, in pesticiden, in meubels. Tel dat eens bij elkaar op. En de voedselindustrie is berucht om de verdediging van controversiële ingrediënten tot lang nadat de schadelijkheid ervan al is aangetoond. Het ‘voorzorgsprincipe’ (‘bij gevaar niet oversteken’ ) lijkt voor hen én ook voor de toezichthouders onbelangrijk. Als men zich daaraan hield zou het leven van de consument makkelijker zijn.
Het brede spectrum dat sommige bedrijven tentoon spreidden was onrustbarend. Omya uit Hamburg beschreef zichzelf als ‘een toonaangevend wereldwijde chemische distributeur en producent van industriële mineralen’ die levert aan de markt voor voedsel, diervoeders, oleo-chemicaliën, cosmetica, schoonmaakmiddlen, lijm, bouwmaterialen, plastic en industirële chemicaliën. In Frankfurt verkochten zij uienpoeder: monosodium glutamaat, en fosforzuur. Voor deze grote bedrijven is voedselverwerking gewoon een van hun inkomstenbronnen.
Moe van het rondlopen, en vreemd genoeg nog niet hongerig, belandde ik bij een fruitstalletje. Dat zag er in elk geval uit als eten. Maar waarom stond daar een datum op, en een houdbaarheidsdatum? Een verkoper vertelde me dat de stukjes fruit in een oplossingvan citroenzuur en andere niet genoemde ingrediënten gedoopt waren, Nature Seal, waardoor ze 21 dagen langer houdbaar waren. Bovendien valt dit onder de ‘verwerkingshulpmiddelen’, niet onder de ingrediënten, dus het hoeft niet op het etiket. Het werd me duidelijk dat ik waarschijnlijk al veel van deze ‘wonder producten’ had opgegeten. Het zal moeilijk zijn om alle 6.000 toevoegingen aan voedsel te vermijden: smaakmakers, glansmiddelen, verbeteraars, bleekmiddelen, enzovoorts. Zelfs die dure ham en salami, dat ‘ambachtelijke’ zuurdesem brood, die luxe Belgische bonbons: veel producten hebben meer te maken gehad met de fabriek dan wij vermoeden.
Als je erachter probeert te komen stuit je op een muur van geheimhouding. De grote bedrijven beweren dat ze hun recepten niet kunnen delen vanwege de concurrentie. Ze laten het aan de supermarkten over om vragen te beantwoorden. Zelfs de meest volhardende onderzoeksjournalisten worden daar afgepoeierd met nietzeggende frasen. Ik raakte gefrustreerd. Wat er op de boerderij en in de abattoirs gebeurt wordt redelijk gecontroleerd. Maar hoe zit het met het voedsel dat bewerkt is om lang op de planken in de supermarkt te kunnen blijven liggen in plastic doosjes en zakjes?
Uiteindelijk kon ik door mijn contacten met de voedselindustire toegang krijgen tot bedrijven en speciale afdelingen van websites. Dat was na 25 jaar onderzoek een eye-opener. Veel toevoegingen die eerst op etiketten stonden zijn verdwenen. De laatste jaren hebben de bedrijven gestreefd naar een ‘clean label’, zogenaamd om het gemakkelijker en minder raadselachtig te maken voor de consument. Sommige bedrijven hebben hun ingrediënten vervangen door betere alternatieven. Maar anderen hebben hun toe vlocht gezocht tot goedkopere spullen die met een rozig beeld gepresenteerd worden aan het publiek.
Bijvoorbeeld ‘rozemarijn extract’ in een salami: wie zou daar nou wat achter zoeken? Er zitten vervangers voor de technisch klinkende maar goede anti-oxidanten in, nl butylhydroxyanisole (BHA) and butylhydroxytoluene (BHT). Die worden gebruikt om t voorkomen dat de worst ranzig gaat smaken, dus de salami kan langer in de winkel liggen. Er zit wel wat rozemarijn in: rozemarijn antioxidanten worden er met behulp van kooldioxide of chemische oplossingen zoals Hexane (van petroleum gemaakt) of ethanol of aceton uit gehaald. Het wordt in bruine poedervorm aan fabrikanten verkocht maar heeft dan niet veel meer te maken met vers afgeknipte geurige groene rozemarijn.
Is de ‘schoon etiket ‘(clean label) campagne een poging om te beantwoorden aan onze vraag om gezonder voedsel? Of is het maar een oppervlakkige schoonmaak, met de smerigste rotzooi in een kast achter een stevig gesloten deur, waar niemand het hopelijk ziet?
Ze noemt naast ‘rozemarijn ecxtract’ nog een aantal voorbeelden, zie daarvoor het artikel. En ze besluit met een aantal zeer gangbare termen op de etiketten:
toegevoegde vitamines (synthetisch, uit GMO mais of uit petroleum)
oplosbare vezels : gemodificeerde koolhydraten, vervanger voor meer voedzame ingrediënten, om de kosten te drukken.
‘natuurlijke’ kleurstoffen: pigmenten die in de natuur voorkomen, chemisch verwerkt met sterke oplosmiddelen.
‘dieet’ zoetstoffen Grootschalige onderzoeken hebben een correlatie gevonden tussen deze middelen en gewichtstoename, en veel wijst erop dat ze het risico op diabetes 2 verhogen.
varkens-/ rund-/ pluimvee-proteïnen: collageen uit karkassen, gemalen en toegevoegd om proteïne gehalte op het etiket te kunnen verhogen.
gewassen salade: wordt vgewassen in chloorhoudend water, waaraan vaak citroenzuur wordt toegevoegd om bacteriegroei te voorkomen. Hetzelfde water wordt in de tank vaak 8 uur achter elkaar gebruikt.
pure plantaardige olie: industrieel geraffineerd, gebleekt, ge de-odoriseerd, met vaak chemische toevoegingen om de braadtijd te verlengen.
Hier nogmaals het artikel : artikel in The Guardian, n.a.v. het boek Swallow This: Serving Up The Food Industry’s Darkest Secrets,
door Joanna Blythman, verschenen Feburai 2015