Een interessant voorstel m.b.t. de te volgen koers en stikstof komt van Anton Nigten. Anton Nigten is zelfstandig onderzoeker bemesting, voeding en gezondheid. Aan de hand van drie artikelen in Foodlog maakte hij zijn kijk op landbouw duidelijk, en hij stuurde zijn advies afgelopen december aan het ministerie van Landbouw en de vaste Kamercommissie voor landbouw m.b.t. het stikstofvraagstuk. Hier zijn korte brief, met langere bijlages voor de liefhebbers.
Geachte Minister,
De afgelopen jaren heb ik gewerkt aan het zoeken naar oplossingen voor het stikstofvraagstuk. Ik heb de oudere en nieuwere vakliteratuur bestudeerd, en daar kwamen verrassende uitkomsten uit. Deze uitkomsten zijn voor de boeren praktisch goed uitvoerbaar en zorgen er voor dat melkveebedrijven en kleinere varkens- en kippenbedrijven bij natuurgebieden (en elders) niet meer uitgekocht hoeven te worden. En het maakt duidelijk dat u met het voorstel van 2020 om eiwitarm voeren voor te schrijven, het bij het rechte eind had.
Op basis van de bestudeerde vakliteratuur heb ik nu een voorstel (zie de bijlagen) geschreven waarin deze kennis verwerkt is.
Het gaat om drie maatregelen:
- Eiwitarm voeren. Het vee mag niet meer dan 13,5 % ruw eiwit per dag binnenkrijgen (Schmack, 2020 * ). Bij hogere eiwitgehaltes worden de dieren ziek. De officiële norm is nu 17 tot 21 % ruw eiwit (Eurofins, 2020). Meer dan 22 % wordt door het CVB pas als gevaarlijk beschouwd (CVB, 2005). De levers en de nieren van de koeien worden onder invloed van deze veel te hoge normen overbelast en aangetast. Er komt bijna geen vee meer in de slachthuizen met gezonde levers (1) en nieren, en de melk bevat veel te hoge ureumgehaltes. Omdat de nieren het niet bij kunnen benen wordt de melk door de dieren ‘gebruikt’ om het overtollige ureum af te voeren. Er komt ook veel nitraat in de melk terecht (Nele, 2006). En ook elders in het lichaam stapelt het ureum zich op. En een groot deel van de overtollige stikstof gaat via de mest als ammoniak, lachgas of waterstofcyanide (HCN) de lucht in of verdwijnt als nitraat of nitriet naar het grond- en oppervlaktewater (Vanhoof, 2020). Het is dan ook niet verrassend dat de kalversterfte jaar op jaar toeneemt: zieke koeien krijgen zieke kalveren;
- Door de mest te mengen met aarde of vulkanisch gesteentemeel wordt de resterende stikstof, zwavel, koolstof en fosfor gebonden en vervliegt het niet meer. Aarde bindt veel beter dan stro of zaagsel. Ook de verliezen naar het grond- en oppervlaktewater worden veel minder. In het Noordelijk kleigebied scheelt dit een factor 3 (RIVM-metingen, 2018). Tot plusminus 1965 was het mengen van de mest met aarde op heel veel melkveebedrijven nog de dagelijkse praktijk. De boeren deden al deze inspanningen, omdat het loonde – minder verlies van stikstof; koolstof, zwavel en fosfor. Het procedé is bekend onder de naam Toemaken (van Egmond, 1971). Het afplaggen van heide had dezelfde functie: het vastleggen van de nutriënten. Als de melkveehouders basaltmeel bijmengen wordt er bovendien veel meer CO2 vastgelegd (Goreau, 2015; Beerling, 2020). En de kleideeltjes in het basaltmeel zorgen er voor dat het veen veel minder inklinkt (De Bruijn, mondelinge mededeling).
- De derde maatregel betreft het voeren van zeemineralen aan het vee. Zeemineralen zitten bijvoorbeeld in zeewier of in handelsproducten als Seacrop (2) en Sea 90. Het gaat om natrium, magnesium en sporenelementen uit zeewater. Zeewater bevat zo’n beetje alle sporenelementen die op de aarde bestaan, en in een verhouding die past bij de levensprocessen. Op deze manier worden de tekorten aan sporenelementen op een natuurlijke manier aangevuld, zonder het risico van overdosering, zoals nu bij koper, zink en selenium vaak gebeurt. De spijsvertering wordt zo hersteld, de stikstof wordt omgezet in echt eiwit, en de rottingsprocessen in de pens en de ingewanden en de mestput, met de begeleidende verliezen aan nutriënten, worden gestopt. Menig veehouder is door het gebruik van deze producten van de rode cijfers weer naar de zwarte cijfers gegaan.
Met deze drie maatregelen kan de veestapel weer gezond worden, en worden de emissies van stikstof, zwavel, koolstof en fosfor bij de bron aangepakt.
Ik hoop dat mijn voorstel u helpt om voor de Nederlandse veehouderij tot oplossingen te komen die echt gaan werken. Dit kan dan de plaats innemen van oplossingen die neerkomen op de bekende paarden die achter de wagens gespannen worden. Zoals zogenaamde emissiearme stalsystemen (zie het bijgesloten artikel van Stobbelaar) en methoden om de ammoniak af te vangen. De kunst is om aan de voorzijde te beginnen, en om niet achteraf te corrigeren met kostbaar en nauwelijks effectief plak- en pleisterwerk.
Wageningen, 15 december 2021. Met vriendelijke groet, Ir A.O. Nigten
……………………………………………………………………………
- Schmack, 2020 – Schmack, K-H. (2020). (Duits veearts sinds 2079) De beschadigde koe door de ureumgekte. Uitgeverij Bij de Oorsprong, Dalfsen. [Electronic resource]. URL: https://www.bijdeoorsprong.nl.
Twee bijlages bij bovenstaande mail van Anton Nigten: :
Drie artikelen die in 2021 verschenen in Foodlog, samen 24blz.
Een andere kijk op stikstof maakt ook een ander beleid mogelijk.(15 pag.)
……………………………………………………………………….
Commentaar van Hans Geurts, melkveehouder:
Anton stelt dat er bijna geen vee in slachthuizen komt met gezonde levers en nieren. Hier hoor ik nooit iets van. De meeste koeien worden afgevoerd vanwege problemen met het uier of de benen, of omdat ze niet meer drachtig worden. Zelden vanwege problemen met de lever of de nieren. Problemen met de lever kunnen voorkomen door een slechte voeding in de droogstand. Als koeien in deze periode vervetten en vervolgens tijdens de lactatie dit vet weer afbreken om voldoende energie te krijgen, kan de lever vervetten.
Overbelasting van de nieren komt volgens mij steeds minder voor omdat melkveehouders al steeds meer op de norm voeren, dus vooral proberen niet te veel eiwit te voeren en een goede balans tussen energie en eiwit. Ureumgehaltes zijn nu al een stuk lager dan een aantal jaren geleden. Als je echter zo weinig eiwit gaat voeren als Anton wil gaat dat ten koste van de melkproductie. Vooral oudmelkte koeien, koeien die ver in de lactatie zitten gaan met hun melkproductie onderuit bij een tekort aan eiwit.
Hoge ureumgehaltes komen overigens het meest voor in de veenweidegebieden, waar koeien in het najaar lang buiten blijven en weinig mais gevoerd wordt. Juist in de intensievere gebieden met voldoende mais in het rantsoen kan de eiwitefficiëntie verhoogd worden.
Anton Nigten :
De foto’s van de zieke levers en nieren kun je vinden in de vertaling van het boek van Schmack. Zowel Schmack als van Bruchem stellen dat het ruw eiwitgehalte niet hoger mag zijn dan 13,5 %. Alleen dan blijft het ureumgetal in de melk onder de tien. Dat getal is volgens het onderzoek van Schmack een kritische grens. Zie verder de eerste bijlage.
Anton Nigten merkt in de tweede bijgevoegde bijlage op, na opmerkingen over de ‘echte melk’ vol sporenelementen en mineralen etc die er uit worden gehaald voor bijv. de farmaceutische industrie, en vetten gebruikt voor babymelk die vervangen worden door palmolie: Industriële melk daarentegen moet een goedkoop bulkproduct zijn, waarmee je eindeloos mag knutselen om het maximaal uit te nutten. De melkveehouders staan dan ook jaar in jaar uit onder druk om steeds meer én goedkoper te produceren. Dat is het verdienmodel voor de zuivelbulkindustrie: verrijking van de industrie, en verarming van de boeren.