VOER (voor de voedseltransitie): een inpirerend boek!

Sandra van Kampen en Youetta Visser hebben heel goed in kaart gebracht – en zorgvuldig met cijfers onderbouwd – hoe de Nederlandse voedselproductie in elkaar steekt.  En wat er deugt en niet deugt. En waarom het voedselsysteem zou moeten veranderen. Maar wat het boek sprankelend maakt zijn de aanstekelijke verhalen over de pioniers die aan het uitvogelen zijn hoe het anders kán.

 

Ze trokken in de zomer van 2016 en 2017 door het land om koplopers te interviewen en te filmen. Waarschijnlijk hebben ze de winters gebruikt om degelijk research te doen. Sandra heeft gewerkt bij Urgenda en Natuur en Milieu, en heeft menige campagne aangezwengeld. Youetta Visser combineert merkwaardigerwijs o.a. projecten waarin ze juridisch onderzoeksleider is  met cabaret.

 

Dit boek  verschijnt op het juiste moment want het woord ‘transitie’ zoemt rond, maar wat is het eigenlijk, wat zijn de voorwaardes om een transitie te laten slagen, en verstaan we er allemaal hetzelfde onder? Daar gaat ook een hoofdstuk over: ze hebben met transitie-deskundigen gesproken en gedefinieerd wat er minstens bij komt kijken, zodat we allemaal met de neuzen dezelfde kant op staan als we het over ‘transitie’ hebben.

Elk hoofdstuk eindigt heel praktisch met een of twee bladzijdes ‘oogst’: een samenvatting van de belangrijkste punten. Na het ‘transitie’- hoofdstuk onder andere: ‘Staan we aan het begin van de transitie of zijn we al een eind op streek? Flor Avelino (directeur Transition Academy) : De verandering bestaat uit zoveel kleine stapjes dat je die als deelnemer nauwelijks kunt onderscheiden. Vele kleine omslagen samen vormen een beweging die het verschil gaat maken. Hoe weet je of er sprake is van een geslaagd transitie? Avelino geeft ons als houvast drie criteria: transparantie, democratie en gelijkheid. Als van alledrie meer is, is het oude systeem in zijn voegen gekraakt.

 

Voor het hoofdstuk over onderwijs hebben ze Frederieke Praasterink (lector aan de HAS Den Bosch) en meesterkok en docent Albert Kooy geïnterviewd. Vraag aan Frederieke: ‘Kun je zo’n transitie managen?’ ’No way! dat moet je ook niet willen. Regie en controle zijn kenmerken van het oude systeem. Je hebt juist platforms nodig, verbinders en inspiratoren’.

Meesterkok Kooy (en met hem de stichting Dutch Cuisine) is zo’n inspirator. Hij pleit voor het 80/20 principe: 80% groente en 20% dierlijk op het menu, en 80% van dichtbij en 20%van buiten Nederland. Hij hoopt dat er als vervolg op koksopleidingen nog eens een Master komt over de duurzame keuken van de toekomst, dat zou mooi zijn.

 

Voor het hoofdstuk over korte ketens spraken ze met de boer Jeroen Klompe met 300 ha akkerland in de Hoekse Waard, niet biologsich maar wel duurzaam. Hij houdt niet op met experimenteren. ‘Mijn grond is al zoveel luchtiger, die lacht je tegemoet’.  Hij wil uiteindelijk alles buiten het retail-kanaal om verkopen. ‘Niet zoals nu, dat supermarkten een 0,5% verdienen aan een fles cola met heel veel suikerklontjes, terwijl ze 200% verdienen aan mijn aardappelen. Zoals het nu is bouw ik liever mijn eigen keten’. Een andere mooie uitspraak: ‘We moeten onze energie niet steken in boeren. Die zijn stronteigenwijs. Als 17 miljoen consumenten wakker worden gaan de boeren vanzelf mee’.

Arthur Nijhuis van ‘Rechtstreex’ distribueert producten van boeren uit de omgeving van Rotterdam via wijkchefs. Bij Rechstreex krijgt de boer 60% van de prijs, dat is een hele mooie prestatie.  Het is hard werken voor je idealen. Maar consumenten zijn trouw als ze meer weten van het productieproces en van de boer. 

 

Daarna komen de verschillende sectoren aan de orde: de akkerbouw, tuinbouw, visserij en veeteelt.  Voor de akkerbouw werd ABC-lid Keimpe van der Heide geïnterviewd. . ‘Dat geloof dat de markt alles oplost is de grootste remmende factor in de transitie’. Een mooi positief verhaal is dat van Krispijn van den Dries. Hij bouwde het bedrijf van zijn ouders uit tot een biologische groothandel waar producten van zo’n 35 producenten uit de omgeving worden verkocht.

 

Het verhaal over de tuinbouw was een openbaring of eigenlijk juist niet: waarom blijft zoveel in de keten onbegrijpelijk, zelfs voor de telers zelf? De markt is volkomen ondoorzichtig: er zijn honderden handelshuizen maar slechts een paar inkopers van supermarkten. De prijsvorming is onduidelijk, de prijs is instabiel en de marges zijn heel klein. En er worden nog teveel fossiele brandstoffen verstookt. De telers doen allemaal hetzelfde. Er is er maar een die experimenteert, o.a. met de brandstof, en met niches voor zijn producten: Ted Duijvestijn.

De schrijfsters schetsen wel een paar mogelijkheden voor venieuwing maar lijken het toch somber in te zien voor de sector. In elk geval moet het een transparante, eerlijke markt worden in plaats van de wat afgesloten sector die de tuinbouw nu is.

 

Over de visserij is een mooi verhaal geschreven. ‘De visserij verduurzaamt wel wat, maar ze moeten van heel ver komen’. Maar het kan, dat blijkt uit de voorbeelden van ‘nieuwe’ vissers en organisaties. En als die consumenten nou eens wat anders gaan kopen dan kabelauw en haring en af en toe een scholletje….. Er zwemt nog zoveel meer in de zee. Nog voldoende ook, als we het goed beheren en met netten met grotere mazen gaan vissen. In de Waddenzee zijn het nu vooral schaaldieren; vis is daar niet veel meer nu de rivieren schoner zijn en er minder algen de Waddenzee in stromen.

 

In het stuk over de veeteelt een jonge boer die het houdt bij 50 tot 60 koeien en die boert in harmonie met de natuur, volgens de Pure Graze principes (jaarrond buiten, geen antibiotica en geen krachtvoer maar bloemrijke weides, etc.) Dat alles resulteert in een lagere kostprijs.  Zo kan het ook!

 

Daarna komen de rol van de consument, van de overheid en van het geld aan de orde.

Het hoofdstuk over consumenten was voor mij een dipje. Geen aanstekelijke verhalen over de  vrouwen die consumentengroepen hebben opgezet voor bio Romeo, de mensen die meewerken of oogsten in csa-tuinen, of die zelfs een coöperatieve-korte-keten-winkel-zonder-verpakkingen runnen,  maar wel over ‘de vele foodbloggers, kookboekenschrijvers en zelfbenoemde goeroes die zweren bij een dieet en anderen deel maken van hun eigen universum….’ verwikkeld in een strijd met wetenschappers en instituties zoals het voedingscentrum en de gezondheidsraad, die door sommigen gezien worden als een verlengstuk van de industrie. Misschien is dit voor mensen die veel op sociale media verkeren ook wel de hoofdmoot van de ‘bewuste’ consumenten?

Aan het woord komen de ondernemer Jeroen Willemsen die zijn lot verbonden heeft aan de eiwittransitie (Green Protein Alliance) en Lisette Kreischer, veganiste die de Dutch Weed Burger op de kaart zette.

Gelukkig was er aan het eind van dit hoofdstuk leuk satirisch stukje van Youettea Visser.

 

Van de rijksoverheid hoeven we nog niet zoveel te verwachten w.b. de transitie. ‘DuurzaamDoor’ van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is het enige programma dat duurzame activiteiten coördineert. Meer gebeurt er op provincie-niveau (bijvoorbeeld het Transitieteam Zuid Holland, en het – niet genoemde- Groen Ontwikkelfonds Brabant. ) Bij de gemeentes hangt het vaak af van een enkele betrokken ambtenaar.

 

Wat geld betreft: de subsidies werken vaak averechts wat betreft milieu en soms ook gezondheid (suiker), maar ze zijn wel van essentieel belang voor de boeren, anders kunnen ze nl. niet meedraaien op de wereldmarkt, wat wel van hun verwacht wordt.  Veel vernieuwende ondernemers gaan op zoek naar andere vormen van financiering en creëren hun eigen markt om een eerlijke prijs te krijgen voor hun producten.

Het werken aan dit boek heeft de schrijfsters nog sterker doordrongen van de noodzaak van een voedseltransitie.

Tegen de intensieve PR en marketingmethodes van de voedingsmiddelindustrie hebben we moeilijk verweer. Maar het belang van goed voedsel hoef je niemand uit te leggen. En het is dichtbij: we stoppen het in ons lijf, en het is met een beetje moeite te vinden om de hoek. Vanuit dit perspectief is voedsel misschien wel een van de makkelijkste sectoren om de betrokkenheid van mensen bij het klimaatprobleem te vergroten.

Als we de schaal weer normaliseren en ons niet begraven in ons eigen gelijk zou Nederland een voorbeeld voor de transitie kunnen zijn. We zouden volop in kunnen zetten op de productie in regionale kringlopen, bijvoorbeeld op provinciale maar ook op  West-Europese schaal. Daarvoor verstrekken de schrijfsters nog een wensenlijstje. Maar : dit boek is vooral bedoeld als reisgids….. Neem die eerste stap…..er is een wereld te winnen.

Een hele mooie prestatie van Sandra en Youetta, en het verscheen precies op het juiste moment